ONTWERP.
14 Februari 1903.
Tegenwoordig de heer en J. J. L. TEYCHINÉ, F. J. M.
HEIJLAERTS, mr. IM. P. M. VAN DAM, A. F. SMITS, PH.
L. JACOBY, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, J. W. J. VIS
SERS, W. G. II. ROMBOUT'S, A. P. SCHELTUS, W. J.
SDECHTRIEM, E. J. STAAL, H. A. SASSEN, J. LIJOSMAN,
L. A. M. VAN MIERLO, jhr. mr. A. REIGERSMAN en E.
H. A. GULJ burgemeester, voorzitter.
Afwezig de iheeren J. A. J. ;W. VAN HAL, A. J. A. VER-
SCHRAAGE, anr. W. INGENHOUSZ, A. J. REES en B. C.
VAN DONGEN.
De voorzitter opent de vergadering en deelt mede,
dait zijn ingekomen berichten van de heeren Van Hal, Yer-
schraage, IngenHlousz en Rees, dat zij verhinderd zijn deze
vergadering hij te wonen.
De voorzitter zegt, dat de notulen van het verhan
delde in de vergadering vain 17 Januari 1903, overeenkom
stig het, bepaalde bij art. 8 van het reglement van orde voor
den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen
en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of
iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt iof
eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te bren
gen.
De heer ROMBOUTS zegt, dat op folio 17 van de gedrukte
notulen aan het slot van het door hem gesprokene is ver
meld„De anderen, die Breda ontvlieden ter wille van de
belasting, betalen één cent meer."