ANTWOORD 306 5 December 1903. De lieer VAN MIERLO vindt het goed, dat in de politie verordening bepalingen worden opgenomen betreffende het vernielen der glooiingen, maar zou toch gaarne zien, dat de hengelaars niet al te zeer in de uitoefening van hun be roep bemoeilijkt werden. Er zijn hier tal van personen, die dat beroep uitoefenen als tijdverdrijf en ook als gedeelte lijke kostwinning en daarom zou hij niet wenschen, dat hun de uitoefening van dat beroep onmogelijk werd gemaakt. Spreker zou derhalve de commissie voor de strafverorde ningen willen uitnoodigen met die omstandigheden rekening- te houden. De voorzitter antwoordt hierop, dat het betrekkelijk voorstel binnenkort den raad zal bereiken en dat alsdan gelegenheid zal bestaan op dit onderwerp terug te komen. Waarna de onderwerpelijke post wordt goedgekeurd. ART. 3. 104, Wilhelmina-fontein. In een der afdeelingen werd door een lid gevraagd waar- cm door B. W. nog geen uitvoering gegeven was aan het plaatsen van een ijzeren hek rondom de fontein, waarvoor op de begrooting voor den dienst van 1902 reeds ƒ500 wierd beschikbaar geisteld. Door meerdere leden werden hiertegen bezwaren inge bracht, o. a. dat de ruimte, vooral met het oog op het tram verkeer aldaar die plaatsing niet toelaat, terwijl een der leden vain meiening was dat reeds in begmsel tot verplaat sing der fontein was besloten. Volgn. 104. Was reeds in eene op den 12. Juni 1902 gehouden veree- nigde vergadering van burgemeester en wethouders en de commissie van bijstand in het beheer der gemeentewerken, in tegenwoordigheid van het raadslid, dat vroeger het voor stel gedaan had, besloten, de uitvoering van het werk op te schorten, in afwachting van mogelijke verplaatsing der fontein dit punt kwam vervolgens ter sprake in de (be sloten) raadszitting van 10 Augustus 1901, toen algemeen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 306