48 14 Februari 1903. De beer JACOBY wijst op het besluit van 23 Februari 1901, waarbij o.a. de wedde van de hoofden der kostelooze scholen met daaraan verbonden herhalingsscholen is vastgesteld op een vast bedrag van f1625,Zooals de heeren Sassen en Heijlaerts terecht hebben opgemerkt, is, nadat dit besluit genomen was, de onderwijswet gewijzigd en daaraan de be paling toegevoegd, dat boven en behalve de vaste wedde eene belooning zal worden genoten voor het geven van herha- lingsonderwijs. Het is niet mondig, dat het geven van herhalingsonderwijs aan de hoofden van scholen wordt opgedragen. Daarmede kunnen óok de andere onderwijzers belast worden. Wanneer de herhalingsscholen eens werden opgeheven, dan zou het toch niet aangaan de wedden der hoofden te verminderen. En dit zou nu toch feitelijk het geval zijn. Gold het de vraag, om de wedden te verhoogen, dan zou spreker er tegen zijn, doch thans is het niet meer dan bil lijk, dat de hoofden voor het geven van herhalingsonderwijs afzonderlijke belooning ontvangen boven de thans genoten jaarwedde. De heer TEYGHINE heeft zich afgevraagd, wat de aanlei ding was tot de verhooging van de wedden der hoofden van kostelooze scholen bij raadsbesluit van 23 Februari 1901. Toen is die wedde gelijk gesteld met die van de hoofden der tusschenscholen en daarbij is rekening gehouden met de uren, welke dezen voor het geven van Fransch en genen voor het geven van herhalingsonderwijs besteden moeten. Had de raad toen geweten, dat kort daarop eene wet ver schijnen zou, welke eene afzonderlijke belooning voor het geven van herhalingsonderwijs voorschrijft, dan zou hij ongetwijfeld de wedden gesplitst gelaten hebben. Uit de bewoordingen van het rapport, voorkomende in de raadsnotulen van 23 Februari 1901 en waaruit spreker en kele zinsneden aanhaalt, ligt intussohen opgesloten, dat het geven van herhalingsonderwijs voor de hoofden der koste looze scholen verplichtend is, en de belooning daarvoor een deel uitmaakt van hunne jaarwedde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 48