14 Februari 1903.
De vrees voor meerdere uitgaven wordt te ver gedreven.
Spreker zou de hoofden van scholen als hoofden van herha
lingsscholen willen behouden, doch het geven van dat onder
wijs aan de gewone onderwijzers willen opdragen. Dit ge
schiedt oip vele andere plaatsen en kan gemakkelijk geregeld
worden. De hoofden staan dan buiten de zaak en men voor
komt, dat bij opheffing der herhalingsscholen de bezoldiging
der hoofden tot f 1475,wordt teruggebracht.
Ook wat de quaestie van pensioen betreft, deze moet de
gemeente niet oplossen en de daaromtrent voorgestelde rege
ling acht spreker geheel verkeerd.
De heer ROMBOUTS zou het ten zeerste betreuren, wan
neer het idéé van den heer Sassen werd aangenomen. Er
moeten geen figuratieve hoofden zijn, maar hoofden, die zelf
medewerken.
Spreker citeert verschillende bepalingen uit de verorde
ning tot regeling van het lager onderwijs van 1882, waarin
sprake is van het herhalingsonderwijs, o.a. art. 11 dier ver
ordening, waarin staat, dat de onderwijzers en onderwij
zeressen de hoofden der scholen bij het herhalingsonderwijs
behulpzaam, zijn. Waar dus sprake is, dat een onderwijzer
het hoofd behulpzaam is, daar blijkt dan uit, dat die persoon
ook zelf medewerkt.
Spreker drukt er nogmaals op, dat de raad eene verorde
ning moet maken voor de toekomst. Verder dient men zich
af te vragen, of door de voorgestelde regeling aan de hoof
den iels meer wordt opgedragen, dan waartoe, zij vroeger
verplicht waren en of ook hunne bezoldiging één cent min
der wordt gesteld dan zij tot nog toe bedraagt. Op beide vra
gen moet het antwoord heslist ontkennend luiden en dan
is het ook eene zuiver administratieve regeling. -
Ook niet eene advertentie moet tot grondslag strekken van
de verplichtingen, aan de betrekking verbonden, maar wel
het benoemingsbesluit en de ter zake betrekkelijke verorde
ningen. De hoofden der scholen wisten, dat zij herhalings
onderwijs moesten geven zij zijn daarop aangesteld en hun
ne belooning zou anders 150,— minder hebben bedragen.