14 Maart 1903.
67
16. Schrijven van de gedeputeerde staten van Noord-Bra
bant, d.d. 3 Maart 1903, G, no. 19, daarbij, in verband met
de bij raadsbesluit van 14 Februari 1.1. vastgestelde rege
ling der belooning voor bet herhalingsonderwijs en de wij
ziging der salarisregeling van het onderwijzend personeel,
verzoekende alsnog over te leggen een formeel raadsbesluit,
waaruit blijkt, dat aan de betrokken hoofden van scholen
uitzicht is gegeven, dat het nadeel, hetwelk uit de splitsing
hunner wedde kan voortvloeien voor hun pensioen en ook
voor het eventueele pensioen voor weduwen en weezen, zal
vergoed worden.
De voorzitter zegt, dat in het besluit der vorige ver
gadering enkel sprake is van het nadeel, dat voor de be
trokken hoofden van scholen voor eigen pensioen uit deze
regeling voortspruit.
Thans stellen burgemeester en wethouders voor aan die
hoofden ook in uitzicht te stellen eene vergoeding van het
nadeel, dat eventueel voor hunne weduwen en weezen uit
die regeling zou kunnen voortvloeien, overeenkomstig het
overgelegde ontwerp-besluit en hetwelk luidt als volgt
„De raad der gemeente Breda
„besluit
a. „aan de heeren J. K. de Bie en A. J. van Boessel,
„hoofden der scholen voor kosteloos onderwijs alhier,
„wordt, tegen storting eener j aarlij ksche bijdrage van
,,twee ten honderd van eene som van honderd vijftig
„gulden, overeenkomstig art. 40 der wet op het lager
„onderwijs, het daarmede overeenkomstige pensioen
„verzekerd uit de gemeentekas op het tijdstip, dat zij
„het recht op pensioen volgens de bepalingen der wet
„zullen hebben verkregen.
h. „wanneer van wege het rijk ook pensioen zal worden
„toegekend aan de weduwen en weezen van onderwij
zers bij het openbaar lager onderwijs, wordt, tegen