4 April 1903. wel kan worden weggelaten en dat de uitdrukking „zoo spoedig mogelijk" voldoende is. De voorzitter antwoordt hierop, dat bij burgemees ter en wethouders tegen de voorgestelde redactiewijziging geen bezwaar bestaat. De heer LIJBSMAN zegt, dat hij tot zijn genoegen heeft kennis genomen van de voorgestelde wijziging van art. 8. De bepaling van art. 2 acht spreker overbodig, omdat daar in reeds bij art. 263 van het wetboek van koophandel is voorzien. Eenig bezwaar heeft spreker echter tegen de slot bepaling van art. 6, dat de daarin genoemde kosten geheel voor rekening van den aannemer komen. Liever zag spre ker bepaald, dat die kosten gemeenschappelijk worden ge dragen. De voorzitter antwoordt hierop, dat de bepaling van art. 2, al moge zij overbodig zijn, toch in geen geval schaadt. En wat nu betreft de slotbepaling van art. 6, dit is eene voorwaarde, waarop de aannemer hij zijne inschrijving re kening kan houden. Behoudens de door den heer VERSCKRAAGE voorgestelde redactie-wijziging wordt alsnu beslo ten de gewijzigde ontwerp-voorwaarden goed te keuren en burgemeester en wethouders tot de aan besteding te machtigen. 8. Schrijven van de commissie voor de ambachtsschool alhier, d.d. 2 April 1903, daarbij, in verband met het besluit van de provinciale staten van Noord-Brabant van 21 Juli 1897 tot het beschikbaar stellen van bijdragen in de kosten van ambachtsscholen en inrichtingen, waarin personen onderwijs en onmiddellijke opleiding ontvangen in eenig ambacht of handiwerk, behoorende tot een der takken van nijverheid, in overweging gevende om ten behoeve van de ambachtsschool allhier over 1902 eene subsidie uit de pro vinciale fondsen aan te vragen van f 993,54.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 83