9 Mei 1903. 93 „den opgeleid en des daags verhinderd zouden zijn de „school te bezoeken „dat naar het bescheiden oordeel van het verzoekend be- stuur dezelfde gronden aanwezig zijn als vroeger, oon deze „gemeente opnieuw voor een zeker aantal jaren ontheffing „te verleenep van de verplichting tot oprichting eener bur- „gerdagschool „dat daartoe vooral aanleiding kan gevonden worden „in het bestaan van eene hoogere burgerschool met vijfja- ragen cursus met daaraan verbonden avondschool in deze „gemeente „dat aan eerstgemelde instelling onderwijs wordt gegeven „in de vakken, omschreven bij art. 17 der wet van 2 Mei „1863 Staatsblad n°. 50) tot regeling van het middelbaar „onderwijs, en aan de burgeravondschool in de vakken a „tot en met d, h en k van art. 13 dier wet „dat, aangezien de jongelieden, die zich voor het een of „ander ambacht wenischen te bekwamen, van de lessen in „enkele vakken aan genoemde inrichting van onderwijs „kunnen gebruik maken, het verzoekend bestuur vertrouwt, „dat in de behoefte van onderwijs in deze gemeente op vol- „doende wijze is voorzien „Redenen waarom 'het gemeentebestuur voornoemd de „vrijheid neemt zich tot Uwe Majesteit te wenden, met het „eerbiedig verzoek, dat het Uwe Majesteit moge behagen, „aan deze gemeente opnieuw ontheffing te verleienen van de „verplichting tot oprichting eener burgerdagschool." Zonder bedenking wordt gemeld adres goedge keurd en mitsdien tot het aanvragen der bedoelde vrijstelling besloten. 13. Adres van den heer J. J. van Mierlo te Breda, d.d. 30 April 1903,daarbij verzoekende aan hem in pacht te willen afstaan het jachtrecht op gemeentegronden nabij de prise- d'eau der gemeente-waterleiding onder dezelfde voorwaar den als dit is verpacht geweest aan wijlen den heer baron van Oldeneel tot Oldenzeel. De voorzitter zegt, dat tegen do inwilliging van dit verzoek bij burgemeester en wethouders geene bedenkingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1903 | | pagina 93