ONTWERP.
23 April 1904.
Tegenwoordig de heeren J. W. J. VISSERS, W. J.
SLECHTRIEM, L. J. STAAL, J. R. baron VAN KEPPEL,
H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, L. A. M. VAN MIERLO,
W. G. H. ROMBOUTS, J. A. J. W. VAN HAL, A. P. SCHEL-
TUS, B. C. VAN DONGEN, jhr. mr. A. REIGERSMAN,
J. J. L. TEYCHINÉ A. J. A. VERSCHRAAGE, mr. W.
INGENHOUSZ, F J. M. HEIJLAERTS, mr. M. P. M. VAN
DAM, A. F. SMITS, Ph. L. JACOBY, mr. P. M. J. E.
BLOEMARTS en E. II. A, GTJLJÉ, burgemeester, voorzitter.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 19
Maart en 2 April 1904, overeenkomstig liet bepaalde bij ar
tikel 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad,
ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien
in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden
alsnog voorlezing daarvan verlangt, of eenige bemerkingen
daartegen in het midden heeft te brengen.
De heer VAN MIERLO zegt, dat de notulen van 19 Maart
j.l. op pagina 78 niet geheel juist weergeven, hetgeen
door hem in dlie vergadering is gezegd. Aangezien het hier
geldt een belangrijk onderwerp en de notulen bij het uit te
brengein rapport vermoedelijk wel aan gedeputeerde staten
zullen opgezonden worden, wenscht spreker het relaas van
het door hem gesprokene te zien verbeterd als volgt
,,De heer VAN MIERLO heeft hooren betwijfelen, of de
„grensuitbreiding, uit een oogpunt van algemeen belang
„beschouwd, wel wenschelijk zou zijn. Spreker dacht, dat