23 Apbil 1904. 117 Vervullen. Daarbij komt nog, dat de nieuwe ambtenaren van den burgerlijken stand ook beëedigd worden, hetgeen voor hen een reden te meer is, om hunine functie met nauwgezetheid waar te nemen. De heer REIGERSMAN vraagt, of de secretaris as gehoord toen het voorstel van burgemeester en wethouders is vast gesteld. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend en zegt, dat de secretaris geen bezwaar gemaakt heeft. De heer SCHELTUS repliceerende, zegt, dat hij zich oor spronkelijk ook met het voorstel van burgemeester en wet houders vereenigd heeft, doch dat hij van meening is veran derd, toen den volgenden dag de heer Van der Ven, die op het bureau van den burgerlijken stand werkzaam is, hem op de bezwaren had gewezen, welke aan. de benoeming van den heer Van Son verbonden zijn. Toen heeft spreker de zaak overwogen en in de jongste vergadering van bur gemeester en wethouders heeft hij zijne bezwaren uitvoerig ontwikkeld. De meening, dat nu aan den jongslten ambte naar het heft in handen zou worden gegeven, deelt spreker niet. Die man krijgt niets meer te zeggen. Wat de beginse len der hiërarchie betreft, dan had men, om daartegen niet te zondigen, eerst den heer Blaeser moeten nemen, die de oudste .ambtenaar is. De heer ROMBOUTS meent ook, dat het voorstel van burgemeester en wethouders geheel juist is. Met uitzonde ring van den hoofdcommies en de chefs der afdeelingen staan al de andere ambtenaren op ééne lijn en kunnen dan ook naar de verschillende kantoren worden overgeplaatst. Spreker vindt het daarom goed, dat de hoofdambtenaar dei- secretarie en de chef van den burgerlijken stand met deze functiën belast worden. Bovendien is de betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand ook eenigszins een éeretitel, waarop, naair sprekers me'ening, de hoofdcommies het meeste recht heeft. De voorzitter vraagt, of de heer Scheltüs een voor stel maakt van het door hem gesprokene.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 117