Ü8
S3 April 1904.
De hear SCHELTUS zegt, dat hij zal stemmen tegen het
voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer SMITS betoogt, dat zooeven erop gewezen is, dat
de betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand
tevens een eeretitel is. In het voorstel is echter weer be
grepen eene traktementsverhooging van een paar hoofdamb
tenaren. De> werkzaamheden van den wethouder-ambtenaar
van den burgerlijken stand zullen thans verminderen en
daarom zou spreker in overweging willen geven, de beloo
ning van dien ambtenaar met f 100,te verminderen en
met dat bedrag de wedde vain den heer Wij mar, die nu
grootere verantwoordelijkheid krijgt, te verhoogen'. De heer
Van Son kon dan onbezoldigd blijven. Spreker meent, dat
de ambtenaren dan ook minder naijverig zouden zijn.
De heer SASSEN vraagt inlichtingen omtrent de voorge
stelde bezoldiging, wijl hij niet in de gelegenheid is geweest
de stukken in te ziien.
De voorzitter zegt, dat wordt voorgesteld 100,
voor den heer Wij me r en f 50,— voor den heer Van Son,
terwijl de bezoldiging va,n ƒ300,— voor de andere ambte
naren van den burgerlijken stand behouden blij fit.
Het voorstel van den heer SMITS wordt niet ondersteund
en kan alzoo geen punt van behandeling uitmaken.
Het voorstel van burgemeester eni wethouders wordt alsnu
in stemming gebracht en aangenomen met 20 tegen 1
stemmen.
Vóórstemden de heerenVISSERS, SLECHTRIEM, STAAL,
VAN KEPPEL, SASSEN, LIJDSMAN, VAN MIERLO, ROM-
BOUTS, VAN HAL, VAN DONGEN, REIGERSMAN,
TEYCHINÉ VERSCHRAAGE, INGENHOUSZ, HEIJ-
LAERTS, VAN DAM, SMITS, JACOBY, BLOEMARTS en
de voorzitter.
Tegen stemde de heeir SCHELTUS.
11. Omtwerp-reglement met memorie van toelichting op