120 23 April 1904. „De rente, krachtens de „Ongevallenwet 1901", op grond „van een ongeval in dienst der gemeente uitgekeerd, wórdt „geacht deel uit te maken vari het pensioen. „Het bedrag vain het pensioen wordt voor eiken termijn „verminderd met het bedrag der rente, waarop de gepen- „sionneerde over dat tijdvak krachtens de genoemde wet „recht heeft. „Blijkt later, dat over een termijn meer of minder krach. terns die wet is uitgekeerd dan volgens het voorgaande lid „van het pensioen is afgetrokken, dan wordt dit hij den „eerstvolgeniden termijn verrekend. Art. 6. „De betaling geschiedt in het begin van elke maand, bij vooruitbetaling. Art. 7. „Zij, die gevangenisstraf of hechtenis ondergaan of ge plaatst zijn in eene rijkswerkinrichting voor drie maanden „of langer, missen gedurende den tijd, dat die' straf wordt „ondergaan, het genot van het verleemde pensioen. „Burgemeester en wethouders kunnen gedurende dien „tijd over het pensioen van den veroordeelde geheel of ge deeltelijk beschikken ten behoeve van diens gezin. „Kosten van verpleging in een gasthuis, een krankzinni gengesticht of eene inrichting van liefdadigheid kunnen „van het pensioen door burgemeester en wethouders ten „behoeve dier inrichtingen worden ingehouden. Art. 8. „Het pensioen bedraagt voor elk jaar dienst 1/75 deel „van de middelsom van het bedrag, dat de werkman ge durende de laatste GO maanden heeft genoten, met dien „verstande, dat het nimmer'de helft van gemelde middel- „som mag te boven gaan. Art. 9. „Voor zoover de gemeente-inrichtingen, waaraan de „werklieden verbonden zijn, eene eigen administratie heb-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 120