122 23 April 1904. „werkzaam zijn, of werkzaam zullen gesteld worden, aan de „gasfabriek, de waterleiding, de gemeentewerken, den rei- „nigingsdienst en de beplantingen. „Oude of bejaarde lieden, wier dienst lichaamskracht „vordert, zijn niet in staalt te doen wat jongeren mogelijk „is. De bedoeling dan ook is, het dienstpersoneel zooveel- mogelijk in te krimpen en te trachten langs dien weg „vergoeding te vinden voor het geldelijk offer, dat de ge- „meente ziich oplegt. „Ook worde niet uit het oog verloren, dat invalide per sonen de plaatsen bezet houden, die door jongere, deug delijker werklieden, vaak huisvaders, konden ingenomen „worden. „Te penisiomneeiren, althans voor het oogenblik, zullen zijn: „aan de gasfabriek 5 werklieden met samen f 1165,-- pensioen. „aan de reiniging 2 werklieden met samen f 266, „pensioen. „aan de waterleiding geene. „aan de gemeentewerken 2 werklieden met samen f 194,40 pensioen. „aan de beplantingen 2 werklieden met samen „ƒ216,pensioen." De heer SLECHTRIEM wijst erop, dat volgens het voor stel de werklieden, die 65 jaar oud zijn, gepensionneerd zullen worden. Spreker vraagt, of dit ook het geval is met hen, die na hun 45ste levensjaar in dienst gekomen zijn. De voorzitter antwoordt hierop ontkennend. De heer SLECHTRIEM meent, dat voor die menschen toch ook wel eene bepaling mag gemaakt worden. Wat zullen die werklieden anders moeten aanvangen, als ze 65 jaar oud geworden zijn? vraagt spreker. De heer VISSERS gevoelt ziich genoopt het denkbeeld van den heer Slechtrhm te ondersteunen. Het zou toch niet wenschelijk zijn de menschen, die na hun 45ste jaar in dienst gekomen zijn, totaal te negeeren. Spreker vraagt, of hieraan niet kan worden tegemoet gekomen door het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 122