124
23 April 1904.
in 't vervolg geen werklieden willen aannemen, die ouder
dan35 jaar zijn entenzij deze bij een geneeskundig onder
zoek geschikt bevonden zijn.
Wanneer zoo iemand later door ziekte ongeschikt wordt,
dan zou hem een pensioen verzekerd dienen te worden van
minstens f 150,—.
Als overgangsmaatregel wenscht spreker ook voor de
thans in diensit zijnde werklieden een dergelijke bepaling.
Spreker weidt verder uit over het geven van ontslag in
verband meit de rechtspositie der werklieden, die nog niet
geregeld is.
De heer INGENHOUSZ handhaaft zijn voorstel om dit
punt aan te (houden.
De heer VAN DAM geeft den heer Jacoby in overweging
zijn voorstel schriftelijk in te dienen. In verband met het
geen door den heer Jacoby as gezegd over het geven van
ontslag, meent spreker erop te moeten wijzen, dat van bur
gemeester en wethouders niiet mag verwacht worden, dat
zij een werkman zonder gegronde redenen zullen ontslaan.
De heer JACOBY zegt, dat door hem niet is beweerd, dat
burgemeester en wethouders een werkman zullen ontslaan
zonder gegronde motieven, doch hij heeft alleen op de mo
gelijkheid daarvan gewezen. Overigens verklaart spreker
zich bereid zijn voorstel schriftelijk in te dienen.
De heer ROMBOUTS vindt het jammer, dat deze zaak
thans moet worden aangehouden, wijl het in de bedoeling
lag, om de nieuwe regeling met 1 Juli a.s. te doen ingaan.
Wat het bezwaar van den heer Jacoby betreft, wijst spre
ker erop, dat de gemeente-ambtenaren, die in het pensioen
fonds bijdragen, tien dienstjaren moeten hebben, alvorens
voor pensioen in aanmerking te kunnen komen. Waar alzoo
met storting een tienjarige diensttijd wordt gevorderd, ziet
spreker niet in, waarom zonder storting meteen korteren
diensttijd zou kunnen volstaan worden.
Zondeir verdere bedenking wordt alsnu besloten di't
punt tot eene volgende vergadering aan te houden.