21 Mei 1904.
135
Terecht zei dan ook de heer Bloemarts in de raadszitting
van 15 November 1902: „Het belang der gemeente is ten
„zeerste betrokken bij den bloei der hoogere burgerschool,
„hetgeen blijkt uit het feit, dat zich voortdurend gezinnen
„te Breda vestigen ter wille van het onderwijs." En spreker
voegt daarhij ook in den omtrek van Breda.
Nu zal men wel zeggen, laat ons de subsidie behouden en
de buitenieerlingen tóch iets meer doen betalen, dus het
schoolgeld verhoogen, b.v. met ƒ20,of ƒ30,'sjaars.
Onbillijk zou dit zeker niet zijn en gesteld eens een oogen-
blik, dat er in dergelijk geval geen bezwaar zou bestaan
voor het behoud der subsidie, dan blijft toch nog de vraag
over: Is dit wel raadzaam Zou dit voor Breda) wel ge-
tvenscht zijn Naar sprekers meening niet.
Het verhoogen van schoolgeld zou tegengaan de vestiging
in de nabijheid van Breda van huisgezinnen, die, om het
lagere bedrag, gemeenten zouden verkiezen, waar het wo
nen minstens even aangenaam is, zooals Nijmegen en der
gelijke.
Men kan ook wel aanvoeren, dat leerlingen van ouders,
die nu eenmaal in de nabijheid van Breda wonen en van
degenen, die althans in den omtrek moeten gehuisvest zijn,
daar tóch wel zullen blijven. Zeer juist, zegt spreker, maar
hoe gemakkelijker en veel goedkooper dan de verhooging,
door den heer Jacoby voorgesteld, is niet een abonnement
naar Tilburg
Spreker concludeert dus, dat eene verhooging van school
geld voor de buitenieerlingen zou zijn in het nadeel van
Breda, waarbij nog als slotargument kan worden gevoegd,
dat niet vergeten mag worden, dat, indien de raad van den
heer Jacoby werd opgevolgd en het schoolgeld met een zoo
aanmerkelijk bedrag werd verhoogd, de gemeente tengevolge
daarvan binnen enkele jaren slechts weinig buitenleerlin
gen zou overhouden, terwijl de uitgaven toch voor 't mee-
rendeel dezelfde zouden blijven, aangezien immers de trak
tementen van directeur en leeraren vast zijn.
De argumenten in het schrijven van de commissie van
toezicht, die eenstemmig was in haar gevoelen te dezen
opzichte, zijn zoo overtuigend, dat spreker in allen ernst aan-