21 Mei 1904. spreker het wenschelijk, dat de cijfers publiek zullen wor den gemaakt. De heer VAN DAM ziet geen praktisch nut in het voor stel van den heer Reigersman. Een verzoek uitsluitend tot overname der school kan geen nut hebben, waar de minis ter toch ter oore komt, dat we ook graag eene hoogere subsidie wenschen. Nu toch alles, wat hier besproken wordt, openbaar is, ziet spreker er geen bezwaar in, om, behalve op overname, ook op hoogere subsidie aan te dringen. De heer REIGERSMAN deelt geenszins de zienswijze van den heer Van Dam. De minister zal alleen te letten hebben op het eindresultaat. Wanneer alleen op overname wordt aangedrongen, is dat het besluit van den raad. Spreker is ervan overtuigd, dat de minister dit geen oogenblik in twij fel zal trekken. Wordt tevens besloten tot een verzoek om hoogere subsidie, dan sluit men voor goed uit het verkrij gen eener rijks hoogere burgerschool. Althans de kans daartoe wordt zeer gering. Wel zou men hierdoor voor een jaar de hoogere subsidie kunnen verliezen, doch dit bedrag is gering in verhouding tot de belangrijke zaak, die het geldt. Wanneer we enkel vragen overname der school, dan zal de regeering wellicht uit zich zelf overgaan tot het toeken nen eener hoogere subsidie, zoo tegen die overname bezwaar mocht bestaan. De heer HEIJLAERTS wijst erop, dat herhaalde malen en onder verschillende ministeriën reeds beproefd is om de school aan het Rijk over te geven, doch altijd te vergeefs. Breda valt buiten het centra, dat in Noord Brabant aan gewezen is voor rijks hoogere burgerscholen. Daarom acht spreker het voorstel van burgemeester en wethouders het beste. De heer STAAL vraagt, of het waarheid bevat, dat des tijds de oprichting der hoogere burgerschool door het Rijk is aangeboden geworden, doch dat dit aanbod door burge meester Eerstens zou geweigerd zijn. De voorzitter antwoordt hierop, dat het tegendeel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 139