21 Mei 1904. 141 „Artikel 1 sub b „wanneer zij na twintigjarigen onafge broken dienst enz.," worde gelezen „wanneer zijn na „twaalfjarigen ongebroken dienst enz." en er bij te voegen „art. 1 sub. c: aan hen, die in het geval verkeeren van „art. 1 sub b, doch minder dan twaalf dienstjaren hebben, „kan door burgemeester en wethouders eene gratificatie „van een honderd vijftig gulden of minder worden verleend. „art. 4 vervalt. Philip L. JACOBY, Lid van den gemeenteraad. Memorie van toelichting. „Arf. 1. Daar de werklieden der gemeente uit dit regle- „ment nooit een recht kunnen putten en elke beslissing „aan B. W. is onderworpen, vermeen ik, dat de termijn „van twaalf jaar genoeg is. Wanneer B. W. nooit andere „werklieden doen aannemen dan geneeskundig goedge keurde niet ouder dan 35 jaar, dan is het niet te vreezen, „dat werklieden den gemeentedient zullen verlaten, om „gepensionneerd te worden, om reden zij daar finantieel „meer achteruitgaan niet alleen, maar om reden zij dit ook ,,met pensioen niet kunnen zonder eervol ontslag en met ziels- of lichaamsgebrek, hetwelk hen voortdurend onge schikt maakt voor den dienst. „Evenwel kan het voorkomen, dat werklieden met min- „der dan twintig jaren dienst zoo ijverig en trouw de ge- „meente gediend hebben, dat B. W., gebonden aan het voorgestelde reglement, het zelf zouden betreuren zoo „iemand met ledige handen weg te sturen. ,,Art. i kan m. i. vervallen, omdat dit reeds is bepaald „in art. 1 sub b. PH. L. JACOBY." Naar aanleiding van dit voorstel is door burgemeester en wethouders de volgende nota overgelegd Punt 1. Met de voorgestelde wijziging in art. 1 sub b kunnen burgemeester en wethouders zich ver eenigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 141