21 Mei 1904. 143 Weg zijn. Spreker betoogt, dat het dikwijls grievend voor burgemeester en wethouders zou zijn, wanneer zij een werkman, die b.v. met 11 dienstjaren den dienst moet ver laten, met ledige handen moeten wegsturen. Als zoo iemand eene gratificatie kon bekomen van hoogstens ƒ150,dan kon hij wat negotie beginnen en daarmede trachten in zijn onderhoud te voorzien. De heer ROMBOUTS zegt, dat het hem spijt, dat de heer Jacoby op deze zaak terugkomt. Burgemeester en wethou ders hadden rekening te houden met bestaande toestanden. Er bestaat een pensioenfonds voor ambtenaren, waarvoor gestort moet worden. Daarnaast komt nu eene gereglemen teerde gratificatie voor werklieden, die niets te storten hebben, in afwachting wat het Rijk doen zal. Thans moet men zich houden aan het voorbeeld van het bestaande pensioenfonds. Anders zou een ongelijkmatige toestand in het leven worden geroepen en niet-contribuee- renden zouden in een beteren toestand komen, dan zij die contribueeren.Dit moet de gemeente ontwijken. Er moet geen gelegenheid gegeven worden tot morren. Wat er thans gegeven wordt, is reeds wel. In een adres van den bond voor staatspensionneering aan Hare Majesteit de Koningin wordt gezegd, dat, wanneer aan de in dat adres geuite wenschen niet kan worden voldaan, men reeds te vreden zou zijn met een pensioen van ƒ2,50 per week op 70- jarigen leeftijd. Wij gaan echter reeds verder, zegt spreker. Toch moet men billijk blijven en op 't oogenblik geen meerdere eischen stellen. Bij pensionneering wegens ziekte moet men altijd voor zichtig zijn. Er zijn drie soorten van ziekten, namelijk zichtbare, onzichtbare en gesimuleerde. Van deze laatste is de vaststelling der diagnose het moeielijkst. Tegenover het billijke, dat thans in dit ontwerp geregeld is, riskeert men, dat er anders niets van komen zal. De heer INGENHOUSZ meent, dat het niet tot de zorg Van den raad behoort, wat het Rijk doen zal. Of de te ma ken wet tot staatspensionneering van werklieden zal ingrij pen in het door de gemeente vast te stellen reglement, is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 143