144 21 Mei 1904. eveneens eene kwestie van latere zorg. Spreker vindt het hard, dat een werkman, die niet precies twaalf dienstjaren heeft, bij voortdurende ongeschiktheid met ledige handen moet worden weggestuurd. Het toekennen eener gratificatie in dergelijke gevallen zal eene uitzondering blijven en slechts hoogst zelden voorkomen. Niet zou spreker wen- schen, dat iemand, die nog zeer kort in dienst was, bij on geschiktheid wegens ziekte of lichaamsgebreken reeds aan spraak op eene gratificatie zou kunnen maken. Ook niet, wanneer er simulatie in 't spel is. Bij voorkomende gelegen heden moet elk geval op zich zelf beoordeeld worden. Spre ker meent dan ook, dat het amendement van den heer Jacoby niet van overwegend bezwaar kan zijn. De heer VISSERS kan zich evenmin vereenigen met de Zienswijze van den heer Rombouts. Het pensioenfonds voor de gemeente-ambtenaren is niet te vergelijken met de thans voor gestelde regeling. Het eerste is een fonds voor ambtenaren, wier wedden successievelijk omhoog gaan. Wanneer werk lieden eenige jaren hebben gewerkt en hunne beste krachten aan de gemeente hebben gewijd, is het niet billijk, dat zij zonder iets aan den dijk worden gezet. Ook het voorgestelde pensioen vindt spreker wel wat min. Gaarne zag hij dit gebracht op een minimum van 150, Op de vraag des voorzitters, of het voorstel van den heer JACOBY ondersteund wordt, antwoorden verschillende leden bevestigend. De heer HEIJLAERTS wijst erop, dat het herhaaldelijk is voorgekomen, dat werklieden, die wegens ziekte ontsla gen worden, niet meer tot iets in staat zijn. Spreker vindt het hard, dat zulke menschen zonder iets aan den dijk wor den gezet en meent dan ook, dat het wenschelijk is, eene bepaling dienaangaande in het reglement op te nemen. De heer TEYCH1NÉ zegt, dat hij eveneens het voorstel ondersteunt. Spreker meent, dat een werkman, die b.v. 8 jaar of langer, doch minder dan 12 jaar gediend heeft, wel aanspraak mag maken op eene gratificatie, wanneer hij door ziekte of lichaamsgebreken voor verderen dienst on-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 144