21 Mei 1904. 145 geschikt wordt. Bovendien wordt de toekenning dier gra- tificatie aan het oordeel van burgemeester en wethouders overgelaten. De heer VAN DAM meent, dat, al moge het denkbeeld van den heer Jacoby sympathiek zijn, de uitdrukking gra tificatie niet in het reglement te pas komt. Wanneer men tegemoet wil komen aan anderen, die minder dan 12 dienst jaren hebben, dan dient ook gesproken te worden van pensioen. De overige artikelen der verordening zouden er anders niet op van toepassing zijn. Spreker zou daarom den voorsteller in overweging willen geven in zijn amen dement te spreken van pensioen of tijdelijk pensioen. De heer JACOBY zegt, dat het zijne bedoeling is, slechts eene gratificatie te geven voor eenmaal, en meent, dat het amendement in deze verordening dan wel op zijne plaats is. Hier is ook van geen recht sprake. Het geheel wordt overgelaten aan het oordeel van burgemeester en wethou ders, die echter wel zoo billijk zullen zijn, aan die men- schen de gratificatie niet te onthouden, wanneer zij die, naar hun oordeel, verdiend hebben. De heer ROMBOUTS betoogt, dat men thans op een ge heel ander standpunt komt. Krachtens deze verordening kan door burgemeester en wethouders aan werklieden pen sioen worden verleend, doch de raad, als souvereine macht, kan steeds in ieder voorkomend geval, buiten de verorde ning om, aan werklieden eene gratificatie toekennen. Spreker wijst op art. 4 der verordening, waarin enkel sprake is van pensioen, na bekomen eervol ontslag, en welk artikel verband houdt met artikel 1. Het is wensche- lijk, dat dit gelijk blijft. Bovendien houdt de verordening op van kracht te zijn, wanneer te eenigertijd een rijks pensioenfonds voor werklieden mocht worden opgericht. Daarom is het niet raadzaam thans ook de toekenning van gratificatiën te reglementeeren. De heer VAN DAM meent, dat het amendement van den heer Jacoby in strijd is met de economie der verorde-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 145