18 Jtjni 1904. 161 akte op den gekochten grond gebouwen te stichten en het onbebouwde gedeelte aan de straatzijde op de rooilijn af te sluiten met een ijzeren hek op steenen voet, te zamen van geen mindere hoogte dan li M. boven het trottoir b. dat de gevels van de te stichten gebouwen geene mindere hoogte zullen hebben dan 8 M. boven den beganen grond, met uitzondering evenwel van het gymnastiekgebouw, doch met dien verstande dat, wanneer dit gebouw van bestemming mocht verande ren, de naar de straat gekeerde gevel eveneens tot 8 M. boven den beganen grond moet worden opge trokken, 'terwijl de bepalingen der bouwverordening omtrent diepte enz. alsdan moeten worden toegepast c. dat de kleedkamers aan de achterzijde van het gymnastiekgebouw niet hooger zullen worden opge trokken dan 3 M. boven den beganen grond d. dat op den gekochten grond geene bierhuizen of inrichtingen als bedoeld bij art. 2 der hinderweit zul len worden opgericht dat, wanneer de kooper of zijne rechtverkrijgenden aan een der hiervoor gestélde voorwaarden niet mochten voldoen, zij, na op hunne kosten in gebreke te zijn gesteld, voor eiken dag verzuim eene boete zullen verbeuren van één gulden ten behoeve der ge meente dat de gemeente, voor zoover het verkochte grenst aan gemeentegrond, niet verplicht is bij te dragen in de kosten van afsluiting van het terrein en de kooper derhalve afstand doet van zijne bevoegdheid, om schreven in art. 690 van het burgerlijk wetboek, zoo lang de grond, grenzende aan het verkochte, ge meente eigendom is dat de koopsom zal worden betaald bij de ondertee- kening der koopakte ten kantore en tegen kwitantie van den gemeente-ontvanger dat de kosten van zegel, leges, registratie, over schrijving in de openbare registers en alle andere kosten, op deze verkooping vallende, ten laste zijn van den kooper.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 161