18 Juni 1904. 165 De heer TEYCHINÉ zegt, dat hij den hengelaars hun genot niet misgunt, doch als men eene wandeling maakt langs de singels, dan moet het een ieder frappeeren, hoe de gazons vernield en de glooiingen stuk getrapt worden. In andere plaatsen zijn de taluds zeer mooi en spreker zou het dan ook wenschelijk vinden, wanneer verbodsbepalin gen worden gemaakt tegen het betreden der taluds. De heer VAN MIERLO heeft wel eenig bezwaar tegen liet maken van verbodsbepalingen op het betreden der glooiingen. Spreker vreest, dat daaraan moeielijk de hand zal kunnen worden gehouden, want dan zal het ook in den winter verboden zijn aan schaatsenrijders en evenzoo zul len ook schippers niet aan den wal kunnen komen zonder bloot te staan aan bekeuringen. Bovendien is spreker in het algemeen tegen het maken van al te strenge politie- voorschriften. De heer VAN DAM meent, dat het denkbeeld van den heer Vissers, om kaarten uit te reiken, geen aanbeveling verdient. Burgemeester en wethouders zullen dan moeielijk aan den een kunnen weigeren, wat zij aan een ander geven. Met verlofkaarten kan de verordening bovendien gemak kelijk worden ontdoken, zoodat het beoogde doel niet zou bereikt worden. Wat betreft het bezwaar van den heer Van Mierlo, doet spreker opmerken, dat de schippers een loopplank hebben, welke tot aan den oever reikt, terwijl voor schaatsenrijders eene algemeene permissie kan worden gegeven. In den winter is trouwens aan het betreden der taluds geen be zwaar verbonden. Als een voorbeeld, hoe thans de glooiingen vernield wor den, wijst spreker erop, dat aan den Seeligsingel naast een aldaar aanwezige trap van eenig gazon hoegenaamd niets merkbaar is. De heer REIGERSMAN zou het betreuren, wanneer het verbod werd ingevoerd. Spreker vindt het altijd jammer, wanneer er veel politie-voorschriften worden gemaakt. Vooral in dit geval, omdat men daardoor aan velen het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 165