18 Juni 1904.
167
deze vergadering eene goede en bevredigende redactie te
vinden, acht spreker het wenschelijk, dat eerst wordt uit
gemaakt, of de raad het noodig acht, dat al dan niet ver
bodsbepalingen tegen het betreden der taluds in het leven
zullen worden geroepen, met beperkingen voor hengelaars.
De zaak kan dan gerenvoijeerd worden naar de commissie
voor de strafverordeningen onder uitnoodiging om dien
aangaande de noodige voorstellen te doen.
De heer VISSERS meent, dat het hier hoofdzakelijk geldt
de hengelaars en handhaaft zijn oorspronkelijk voorstel,
om door afgifte van een verlofkaart tegen betaling, de hen
gelaars en peurders toe te staan de taluds te betreden.
De heer VAN MIERLO kan zich beter vereenigen met
het voorstel van den heer Bloemarts en zou ook eerst wil
len uitgemaakt zien of verbodsbepalingen zullen worden
gesteld.
De heer ROMBOUTS vereenigt zich eveneens met het
voorstel van den heer Bloemarts en meent, dat ook de heer
Vissers zich daarmede vereenigen kan. Door dat voorstel
wordt nog niet beslist, hoe de regeling zijn zal, doch wel
dat er beperkingen zullen worden gesteld voor de henge
laars. Er zijn plaatsen, waar de verbodsbepalingen wel,
en andere, waar ze niet noodig zijn.
De voorzitter meent, dat de vrees, dat sommigen
boeten zullen beloopen, niet van overwegenden invloed is.
Er zullen altijd menschen zijn, die het verbod zullen over
treden.
De heer BLOEMARTS stelt thans de volgende motie voor
„De raad, overwegende, dat de noodzakelijkheid bestaat
„om maatregelen te nemen, tegen de schade, die door het
„betreden der glooiingen van de singels aan die glooiingen
„wordt toegebracht
„Overwegende echter, dat vooral ook met het oog op de
„hengelaars een absoluut verbod, om die glooiingen te
„betreden, te ver zou gaan
„Noodigt burgemeester en wethouders uit, gehoord de
„commissie voor het ontwerpen der verordeningen, waar-