16
16 Januari 1904.
Den 17en October, dus 5 volle dagen vóór de uitreiking
van heit vaandel, kwamen de directeur der gasfabriek en
de gemeente-architect hem meldeideelen, diat in eene ver
gadering van bet college van brandmeesters de opperbrand-
me ester buitengewoon opgespeeld had, omdat hij miskend
was, wijl hij geen toegangskaart had ontvangen tot. de tri
bune, alwaar de uitreiking van het vaandel plaats had.
Spreker gaf aan die heeren zijne verwondering te kennen
en 'deelde hun mede, dait dit blijk gaf van weinig bedacht
zaamheid. Nog 100 a 150 kaarten liggen hier, welke nog
verzonden moeten worden. Deze omstandigheid kan mede
bevestigd worden door de beide gemeenteboden en dooi
den secretaris
Maar als de opperbrand.meester kaarten wil hebben, ver
volgde spreker tot zijne bezoekers, welnu, hier zijn ze, wees
zoo goed hem die te bezorgen.
Om 12 uur des middags van dien dag had die opperbrand-
meester de kaarten en een uur daarna waren de overige
brandmeesters eveneens in het bezit ervan.
Wie ter wereld, vraagt spreker, heeft ooit bepaald, hoe
veel dagen te voren de uitnoodigingen voor een feest moeten
verzonden worden Waren de kaarten daags voor de uit
reiking van liet vaandel toegezonden, dan zou gezegd kun
nen worden, dat het wel wat laat was, maar verdere aan
merkingen zouden nielt te maken zijn.
Toen nu eenige dagen daarna de ontslag-aanvrage van
den opperbrandmeester hij het college van burgemeester en
wethouders inkwam, is spreker, als voorzitter van de hoofd
commissie en in oi'erleg mal burgemeester en wethouders,
naar den opperbrandlmeester gegaan om over deze zaak te
spreken. Op het gezegde, dat spreker die ontslagaanvrage
betreurde, antwoordde de heer De Bont, dat hij zooveel te
leurstelling in zijne betrekking ondervond, dat hij er maar
liever uitging.
Wenschende te weten, of het waar was, wat zijne koffic-
huisvrienden vertelden, dat het te laat ontvangen der .uit-
noodigingen oorzaak was van de ontslagaanvrage, ant
woordde de heer De Bont, op eene desbetreffende vraag, met
de hem eigenaardige bewegingen„God bewaar me, daar
denk ik heeilemaal niet aan."