176
8 Juli 1904.
geacht worden thans daarover uit te weiden. Gaarne zou
spreker hierover liet gevoelen der vergadering wenschen
te vernemen.
De heer HEIJLAERTS vraagt, of het in de bedoeling ligt,
dat de raadsleden zich en corps naar het station begeven,
ofwel dat zij moeten zorg dragen daar op het bepaalde uur
aanwezig te zijn.
De v o o r zi 11 e r meent, dat eerst moet worden beslist,
of er eene ovatie zal gebracht worden.
De heer TEYCHINE meent van bevoegde zijde te hebben
vernomen, dat generaal Van Heutsz niet op eene drukke
ovatie gesteld is en zou het daarom beter achten, dat enkel
door eene commissie uit den raad hulde werd gebracht.
De voorzitter betoogt, dat men uit de nieuwsbladen
reeds genoegzaam het karakter van den generaal heeft
leeren kennen, doch daaraan behoeft de raad zich niet te
storen. Er zullen den generaal in deze dagen zoovele ovaties
worden' gebracht, dat hij zich daaraan niet zal kunnen
onttrekken. Bovendien is Breda de eerste stad in Nederland,
waar de generaal aankomt, zoodat het spreker wenschelijk
voorkomt, dat de huldiging door den heelen raad geschiedt.
Ook al de officieren van het garnizoen, voor zoover deze
geene bijzondere dienstverrichtingen hebben, benevens de
officieren der dienstdoende schutterij en de muziekkorpsen
van het 6e regiment infanterie en van de dienstdoende
schutterij zullen mede op het perron aanwezig zijn.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten,
om gezamenlijk den generaal eene ovatie te brengen.
De voorzitter geeft alsnu in overweging, dat de
leden van den raad uiterlijk vijf minuten voor half twaalf
(stadstijd) allen op het perron aanwezig zullen zijn, ge
kleed in rok of zwarten jas, met witten das en lichte hand
schoenen. Spreker deelt verder mede, dat de raadsleden
zonder perronkaart op het stations-emplacement, zullen
worden toegelaten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.