20 Juli 1901
185
van het stadsteekeninstituut alhier, die op 1 Augustus a.s.
aan de beurt van aftreding zijn, als zoodanig opnieuw te
benoemen en wel voor den gewonen tijd van zitting.
De voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan.
De heer HEIJLAERTS geeft in overweging om de aftre
dende leden bij acclamatie te herbenoemen.
Niemand der leden stemming verlangende, noch
eenige bedenking tegen het voorstel van den heer
lleijlaerts te kennen gevende, wordt besloten de liee-
ren J. M. Marijnen, J. R. baron van Keppel en J. H.
H. Dommers jr. opnieuw te benoemen tot leden der
commissie van beheer van het stadsteekeninstituut
alhier, en zulks voor den gewonen tijd van zitting.
11. Circulaire van den heer commissaris der Koningin
in Noord-Brabant, d.d. 22 Juni 1904, A, no. 19, daarbij te
kennen gevende, dat met 31 December van dit jaar de helft
van het getal leden van het college van zetters in deze
gemeente behoort af te treden, met verzoek vóór 1 Septem
ber e. k. ter vervulling dezer openvallende plaatsen eene
opgaaf in te zenden, die het dubbel aantal personen bevat
van het getal te benoemen leden.
Deze circulaire gaat vergezeld van een schrijven van
burgemeester en wethouders, in overweging gevende de
candidatenlijst samen te stellen als volgt:
I Jos. J. M. van Pelt, aftredend lid, 1ste candidaat,
CL
I H. E. J. van Wees, 2de candidaat.
J. M. Rosman, aftredend lid, 1ste candidaat.
P. M. Kuselbos, 2de candidaat.
H. A. Sassen, aftredend lid, 1ste candidaat.
c' A. J. Meeuwesen, 2de candidaat.
De voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan.
Bij de hierop gevolgde stemming blijkt, dat zijn uitge
bracht, om te worden aanbevolen als 1ste candidaten, op
de heeren Jos. J. M. van Pelt 16, J. M. Rosman 17, H. A.
Sassen 15, H. E. J. van Wees en A, T. Meeuwesen ieder
1 stemmen.