5 November 1904. 259 „menden lagen waterstand in de stadswateren een einde „kwam. „Hoewel door het uitbaggeren in de laatst verloopen „weken er wel eenigszins een betere toestand voor de door vaart van de schepen is gekomen, houden wij ons toch „overtuigd, dat bij den meestal lagen waterstand, de door- Vaart steeds belemmering zal blijven ondervinden. „Ook zij hierbij opgemerkt, dat er zich in de doorvaart „van de Tolbrug bazaltkeien bevinden, die voor de scheep vaart, zelfs bij gewonen waterstand, zeer hinderlijk zijn. „Deze te verwijderen, zou alleen kunnen geschieden door „het maken van eene geheel nieuwe brug of wel door uit baggering onder de keien,- deze dieper te doen zinken. „Daar het altijd met het oog op de belangen van den „landbouw, voor Breda moeielijk zal zijn, om van het „heemraadschap van Mark en Dintel te verkrijgen, steeds „in de rivier en singelgrachten eenen normalen waterstand „te bekomen, komt het ons, zoowel in het belang van de „scheepvaart alsook in het belang van de volksgezondheid „het meest gewensclit voor, in overleg met het heemraad schap van Mark en Dintel, in de rivier „de Mark" eene „sluis of stuw te maken, waardoor voor Breda een nor- „male waterstand kan verkregen worden. „Wel is waar zijn de kosten van een dergelijk werk niet „onbelangrijk te noemen, maar daartegenover staat, dat Breda dan steeds een normalen waterstand kan behou- „den en meer geregeld van versch water kan worden „voorzien. „Wat nu aangaat de klacht over de Tolbrug, d'oor de „kamer van koophandel en fabrieken geuit, kunnen wij „niet anders dan deze ten volle beamen. „De brug als verkeersmiddel tusschen het zeer bevolkte „westelijk gedeelte van de stad en buitengemeenten met „het overig gedeelte van de stad, beantwoordt volstrekt „niet aan de minst mogelijk gestelde eischen. „Niet alleen, dat het middengedeelte, bestemd voor voer tuigen, als veel te smal moet worden aangemerkt, zijn „de zeer smalle verhoogde voetpaden aan weerszijden van „de brug niet geschikt, om het zeer druk verkeer maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 259