260 5 November 1904. „eenigszins geregeld te doen plaats hebben. Het mag als „een hoogst wonder worden aangemerkt, dat daar ter „plaatse niet z,eer veel ongelukken gebeuren. „Om in dien toestand eene verbetering te verkrijgen, „komt het ons, als zijnde liet eene rijksbrug, het „meest gewenscht voor, dat door de gemeente aan, Z. E, „den minister van waterstaat, handel era nijverheid een „schrijven wordt gericht, waarin niet alleen op den voort- „dureraden slechten toestand van de brug, maar tevens, „met het oog op het zeer drukke verkeer, op het hoogst „ondoelmatige van de brug wordt gewezen, met verzoek „tevens, om zoo spoedig mogelijk, door liet maken eener „nieuwe brug, die meer aan de tegenwoordige eischen be antwoordt, aan dien orahoudbaren toestand een einde „te maken. „Namens de door uwen raad benoemde commissie „J. J. I.. TEYCHINE, rapporteur De voorzitter stelt deze zaak aan de orde. De heer INGENHOUSZ zegt, dat hij van den inhoud van het rapport geen kennis heeft kunnen nemen, omdat het nog niet ter visie lag, toen spreker in de leeskamer de stukken heeft nagezien. Hij geeft derhalve in overweging de zaak tot eene volgende vergadering adn te houden. De heer ROMBOUTS meent, dat de heer Ingenhousz zich na voorlezing wel aanstonds met het rapport zal kunnen vereenigen en geeft mitsdien in overweging het stuk te doen voorlezen. De zaak behoeft dan niet uitgesteld ta worden. Nadat gemeld rapport alsnu is voorgelezen, wordt tot de behandeling ervan overgegaan. De heer VAN DAM wijst erop, dat in het rapport gespro ken wordt over den lagen waterstand in de haven en in de singelgrachten dezer gemeente en dat de oorzaak daar van zou gelegen zijn in de houding van het heemraadschap van Mark en Dintel. Daarom wil men een convenio treffen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 260