5 November 1904. $61
met het heemraadschapsbestuur door plaatsing van een
stuw in de beneden-Mark.
Spreker vreest echter, dat de minister zoodanig plan niet
zal goedkeuren en daarbij wijzen zal op de totstandkoming-
van het Wilhelmina-kanaal, waartoe een wetsontwerp ver
moedelijk reeds bij den raad van state aanhangig ge
maakt is.
Wat nu de werking eener stuw betreft, doet spreker op
merken, dat men daardoor wel het water kan ophouden,
doch nooit versch water kan inzetten.
Spreker betwijfelt, dat de lage waterstand te wijten is
aan hét veelvuldig aftappen van het water. In den loop
van dezen zomer is slechts 8 maal getapt, terwijl 18 getijen
zijn ingezet. Dat inzetten kostte aan het heemraadschap de
som van ƒ900,—
Spreker meent dan ook, dat aan de bezwaren veeleer zou
zijn tegemoet gekomen, door de haven beter uit te
diepen. De machinefabriek is gelegen in de onmiddellijke
nabijheid van het riool van de Oude Vest en dit riool levert
veel vuil op. Daar ter plaatse moet vooral veel gebaggerd
worden. Wanneer de haven over de geheele bodembreedte
goed werd uitgebaggerd, zou de toestand reeds aanmer
kelijk verbeterd worden. Dit blijkt zelfs uit het rapport,
waarin erop gewezen wordt, dat het jongste baggeren al
eenige verbeterng heeft gebracht. Door de gemeente moet
hieraan wat meer geld besteed worden. Spreker toont nog
maals met cijfers aan, dat het heemraadschap van het
tappen geen misbruik heeft gemaakt en dat geregeld water
is ingezet. De schuld ligt dus niet bij het heemraadschap.
De heer STAAL is het eens met den heer Van Dam en
betoogt, dat de lage waterstand te wijten is aan Breda. De
schepen komen zonder moeite geladen naar Breda, doch
zoodra zij de haven binnen zijn, zitten ze vast. Dat komt
van den modder. Dezen zomer zijn er, buiten de aanbeste
ding, nog 54 schuiten modder uitgebaggerd, waardoor het
gebrek thans is opgeheven.
Bij droge zomers behoeft er niet veelvuldig getapt te
worden. Dat is dan alleen noodig, als het zeewater in-