262
5 November 1901.
stroomt en het water hierdoor brak wordt. Doch dan wordt
er ook direct weer zoet water ingezet.
Als er veel regen valt, moet getapt worden, omdat anders
eene overstrooming volgen zou. Daarom acht spreker het
maken eener stuw een gewaagd stuk, want dan zou de
mogelijkheid kunnen bestaan, dat Bréda niet kan loozen
en dus onderloopen zou.
De heer VAN HAL onderschrijft ten deele hetgeen door
den heer Staal in het midden is gebracht. Baggeren is
noodzakelijk, doch ook daaraan moet een grens gesteld
worden, want anders zouden de kaaimuren wel eens kun
nen instorten.
De groote fout is hierin gelegen, dat het heemraadschap
van Mark en Dintel eenige jaren geleden begonnen is met
de vaargeul gemiddeld 35 40 centimeter te verdiepen.
De wateraanvoer is inliet geaccresseerd, want merkelijke
ontginningen hebben niet plaats gehad. Spreker concludeert
Meruit, dat men door het verdiepen van de vaargeul water
te kort komt en de haven en de singelgrachten bijgevolg
droog loopen. Voor spreker is nog niet opgelost het ver
schijnsel, hetwelk meermalen wordt waargenomen, dat de
stand van het water den eenen dag is 20 c.M.+A.P en den
volgenden dag 10 c.M. A.P. Hierbij helpt het bagge
ren niet veel.
Spreker erkent gaarne, dat het heemraadschap van Mark
en Dintel indertijd veel voor Breda gedaan heeft en, voor
Breda van veel nut is geweest. Doch waar dit waterschap
binnenkort zijn 100-jarig bestaan viert, gelooft spreker dat
het systeem geheel verouderd is. Er is in die eeuw te veel
veranderd, dan dat het systeem nog maar steeds ongewij
zigd zou kunnen worden toegepast. Het karakter is voor
Breda geheel veranderd. De belangen van den landbouw en
de hygiëne kunnen hier niet langer samengaan. Spreker
hoopt dan ook, dat we spoedig een veranderden toestand
zullen krijgen in het belang van Breda. Daarbij komt nog
dat het heemraadschap van hoogerhand een wenk gekre
gen heeft, om de vaargeul nog meer uit te diepen en dan
wordt de toestand nog slechter voor Breda. Het zou spre-