5 November 1904. 263 ker derhalve zeer gewernscht voorkomen, wanneer van rijkswege hieromtrent een onderzoek werd ingesteld. De heer VAN DAM doet opmerken, dat bij verbetering eener rivier moet begonnen worden van onderen af, zooals ook mu gebeurt. Elk jaar wprdt door Mark en Dintel f 15000,— a f 16000,voor de uitdieping besteed. De bedding van het bovengedeelte der rivier moet gelijk zijn met het lagerop gelegen gedeelte. Breda moet dus de haven in het niveau brengen van de rivier. Spreker wil niet ontkennen, dat er niet genoeg gebaggerd wordt, doch men moet bag geren zooals het behoort, De lieeren Klep en De Bont klagen ook over den lagen waterstand in de nabijheid hunner fabrieken. Daar zijn geen kaaimuren, zoodat hier van geen instorting sprake kan zijn. Mat nu betreft het verschijnsel van den afwisselenden waterstand, doet spreker cpmerken, dat bij het aftappen somtijds gebruik gemaakt moet worden van een gunstige windrichting. In de meeste gevallen geschiedt het aftappen echter op Zaterdagen en Zondagen in het belang van de scheepvaart. De heer STAAL wijst er nog op, dat sedert de slechting- der vestingwerken eene groote verandering in de strooming is ontstaan. Vroeger was dè stroom veel sterker en behoef de er dus niet zooveel gebaggerd te worden als thans. De voorzitter z.egt, dat zoodra het water uit de Mark en Weerijs in de haven komt, het zich ver deelt over eene uitgebreide oppervlakte van daar de mindere strooming. Alle riolen zijn aangelegd op Am- sterdamsch peil. Wenschelijk is het, dat er steeds eenige centimeters water dint de riolen blijft staa.nl, hetgeen, niet mogelijk is, als de bedding te veel wordt uitgediept, waardoor ook de waterstand lager wordt, De riolen komen dan droog te liggen en veroorzaken een ondragelijker, stank. Wat nu de Tolbrug betreft, daarvan is de toestand, ten gevolge van het steeds toenemend verkeer, zeer slecht, zoodat voorziening dringend noodig is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 263