5 November 1904.
269
„juist cloor naast gras- en bloemperken, beplantingen te
„vermelden, het betreden van met grasgewas aangelegden
„groind, waaronder naar hun oordeel de hermen en glooi
ingen der wegen vielen, te verbieden
„De kantonrechter was echter van oordeel dat grasgewas
„niet onder „beplantingen" was te begrijpen en tengevolge
„van die opvatting is er eene leemte in de verordening,
„zooals die oorspronkelijk bedoeld was, ontstaan.
„Door de woorden „door de gemeente met grasgewas
„aangelegde" in te lasschen, meent de commissie dat tege-
„moet gekomen is aan het bezwaar van hen. die wel tegen
„de vernieling der glooiingen willen gewaakt zien, doch
„tegen een verbod om over de bermen of zijkanten te loopen,
„als te ver strekkend, gekant zijn.
„Immers op die zijkanten en bermen der wegen, waarop
„men het publiek toegang wil geven, kan het grasgewas
„voor zoover 't nog aanwezig is, verwijderd worden en is
„dan( het verbod niet toepasselijk, terwijl op die plaatsen,
„het mogen dan bermen, zijkanten, glooiingen of andere
„plaatsen zijn, waarop het aanbrengen door de gemeente
„van grasgewas, 't z,ij ter wille van de verfraaiing, 't zij
„om eenige andere reden, raadzaam is geoordeeld, be
scherming van dat gewas toch alleszins redelijk en plicht-
„matig moet worden geacht.
„De commissie voor het ontwerpen van verorde
ningen tegen wier overtreding straf is bedreigd
„PAUL BLOEMARTS, rapporteur
De heer VAN MIERLO zegt, dat hij met genoegen gezien
heeft, dat thans eene kleine wijziging wordt voorgesteld,
wat betreft het betreden der bermen. Toch kaïn spreker
met die bepaling niet medegaan, omdat hij het niet nood
zakelijk acht, het betreden der bermen langs de wegen in
eenig opzicht te verbieden. In 't algemeen is spreker tegen
alle strenge politiebepalingen, wanneer die niet beslist
noodzakelijk zijn. De wegen moeten op alle plaatsen be
gaanbaar blijven, zoodat de burgers zich daarop vrijelijk
kunnen bewegen. Een dergelijke bepaling, zooals thans