12 November 1901 289 zouden zijn voor den dienst, doet spreker opmerken, dat het publiek zich voortdurend verplaatst. De mensclien, die achter de kolommen staan, behoeven dus daar niet te blij ven. Spreker wenscht derhalve geen overtollige uitgaven aan de visclnnarkt meer te besteden. De heer LIJDSMAN meent, dat de kosten voor de visch- markt goed besteed zijn en dat men over het algemeen over die verbetering voldaan is. Wat nu de beide kolommen aan gaat, deze kunnen zeer goed worden weggenomen zonder eenig gevaar voor de constructie van het gebouw, het geen spreker nader technisch uiteenzet. Er zou dan een goed geheel gevormd worden en meerdere ruimte voor het publiek worden verkregen. De heer SLECHTRIEM bestrijdt eveneens de zienswijze van den heer Van Hal, als zouden die kolommen noodig zijn voor de draagkracht van het gebouw. De draagkracht kan op een ander punt worden overgebracht- De heer VAN HAL verdedigt nader zijne zienswijze en voegt er nog bij, dat de verplaatsing van het hokje voor den vischafslager is geschied buiten voorkennis van burge meester en wethouders. De heer STAAL meent, dat de heer Van Hal zich vergist en wijst op verschillende omstandigheden, waaronder deze zaak in eeine vergadering van burgemeester en wethouders is besproken en goedgekeurd. Wat nu de kwestie der kolom men betreft, meent spreker het niet wegnemen daarvan to moeten toeschrijven aan onwil van den gemeente-architect. De voorzitter zegt, dat bij wegneming der midden- kolommen hetgeheele gebouw komt te rusten op de buiLen- kolommen, hetgeen zeer gevaarlijk wordt. De heer SASSEN zou in overweging willen geven de zaak nader te onderzoeken. De heer SCHELTUS meent, dat de bouwkundigen den raad in een moeielijk parket brengen. De gemeente-archi tect heeft uitdrukkelijk verklaard, dat hij het wegnemen der kolommen niet op ziine verantwoording durft nemen. Het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 289