300
12 November 1901
eene aanmerkelijke verhooging van de subsidie. Spreker
zegt, dat de door hem gememoreerde cijfers officieel zijn,
daar ze zijn overgenomen uit de gemeenteverslagen. Wel is
daarbij geen rekening gehouden niet de stichtingskosten der
school, doch dan zouden de cijfers nog beneden die van an
dere plaatsen blijven. Spreker acht het overdreven om te
zeggen, dat de kosten hoog zijn. Daarbij komt dat het aantal
leerlingen nu reeds tot 225 geklommen is, zoodat de school
gelden hierdoor weer hooger worden.
De voorzitter zegt, dat alle provinciesteden in Noord-
Brabant eene rijksschool hebben, uitgezonderd Breda.
De heer VERSCHRAAGE vraagt, of burgemeester en wet
houders niet bereid zijn eene provinciale subsidie aan te
vragen. Het is -een provinciaal belang.
De voorzitter meent, dat het verleenen eener provin
ciale subsidie bij de wet verboden is.
De heer SASSEN wijst erop, dat het hier een exceptionnee-
len toestand geldt. Nergens vindt men zooveel buitenleer
lingen als te Breda.
De heer VAN DAM gelooft niet, dat het verleenen eener
provinciale subsidie volgens de wet verboden zou zijn. Die
zaak is echter in de provinciale staten reeds principiëel be
slist ten aanzien van Eindhoven. Beter ware het dan aan
te kloppen bij die 13 verschillende gemeenten, waarvan
leerlingen hier de school bezoeken.
De heer VERSCHRAAGE vraagt, of er geen gevolg aan
gegeven kan worden om bij de provincie subsidie aan
te vragen.
De voorzitter antwoordt hierop, dat dit punt in over
weging zal worden genomen.
De heer VAN DAM wijst erop, dat dit eene principiëele
kwestie is, welke door den raad afzonderlijk moet worden
uitgemaakt.
De betrokken post wordt hierop goedgekeurd.