3 December 1904. 317 De heer ROMBOUTS zegt, dat art. 62 kan vervallen, omdat diezelfde bepaling ook voorkomt in art. 66. Zonder bedenking wordt hiertoe besloten. De beer VAN MIERLO geeft in overweging eene kleine redactie-wijziging aan te brengen in den aanhef van art. 27, thans art. 30. Daarin staat, dat de beerputten möe+en vervaardigd worden van cement, ijzer, ijzercement of steen-, terwijl in de verdere zinsneden van dat artikel, waar be paald wordt, op welke wijzen de verschillende beerputten moeten vervaardigd worden, gesproken wordt van cemcnt- betongegoten ijzer, cementijzer en gemetselde beerputten. Gaarne zag spreker de eerste zinsnede van gemeld artikel dienovereenkomstig gewijzigd, De lieer HEIJLAERTS vraagt, of de bestaarde privaat- tonnen kunnen behouden blijven. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend. Zonder bedenking wordt alsnu besloten overeen komstig het voorstel van den heer VAN MIERLO. Die beer JACORY vestigt de aandacht op art. 9 en ar.t. da. In het eerste artikel worden genoemd de personen, die met het opsporen der overtredingen zijn belast, terwijl in liet. daaropvolgend artikel de ambtenaren worden genoemd, aan wie de last kan worden verstrekt, om de woningen der ingezetenen binnen te treden. Spreker is er niet voor, dat die bevoegdheid wordt ver strekt aan zoo'n groot leger van ambtenaren, en zou haar willen beperken tot den, commissaris van politie, den in specteur en den gemeente-architect, en speciaal daarbij nog opnemen de onderbrandmeesters. Dat zijn vaklieden en als zoodanig de aangewezen personen, om overtredingen te kunnen comstateeren. De heer BLOEMARTS wijst erop, dat het binnentreden der woningen tegen den, wil van den bewoner niet anders kan geschieden dan met inachtneming der voorschriften van de wet van 1853. Voor eanig 'misbruik behoeft dus geen vrees te bestaan. Wenscbelijk is het verder, dat burgemees-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 317