328 24 December 1904. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vast stelling, bij voortzetting, van den rentestandaard in de bank van leening op twaalf ten honderd in het jaar, in gaande 1 April 1904. Bij dit voorstel was gevoegd het volgende toelichtend schrijven van de commissie van beheer der bank van leening. ,,In antwoord op uwe missive, d.d. 21 November 1.1., no. ,,1705, houdende verzoek om de noodige inlichtingen te ver strekken, waaruit kan blijken, dat de rentestandaard ad ,,12%, geheven door de stadsbank van leening alhier, niet ,,kan worden verminderd, heeft de commissie van beheer „over die instelling de eer U het navolgende te rapporteeren „Volgens haar gevoelen kan er van vermindering van te „heffen rente geen sprake zijn, omdat de instelling bij de „tegenwoordige heffing niet aan hare verplichtingen ten „vol'le kan voldoen. Voorop dient gesteld, dat de gebouwen, „bij haar in gebruik, kosteloos door de gemeente worden „gegeven; alleen het onderhoud, dat uiterst luttel is, komt te „haren laste. Het bedrijfskapitaal wordt voorgeschoten „door de gemeente tot een maximumbedrag van f25000,— „tegen eene rentevergoeding van 4% de terugbetaling „van het opgenomen kapitaal en de voldoening van den „intrest geschiedt voor zooverre de Bank uit de geheven „rente daaraan kan voldoen. De taxatie der kleederen en „andere beleende voorwerpen geschiedt met de uiterste „zorg, hetgeen echter niet kan voorkomen, dat de Bank „bij elke verkooping van verstane panden, zijnde viermaal „per jaar, verlies lijdt, oandat de meerdere opbrengst aan „den houder van het beleeningsbriefje wordt gerestitueerd, „terwijl de mindere opbrengst ten last van de Bank blijft. „Bezuiniging op de administratie is niet aan te brengen, „tenzij de salarissen der ambtenaren zouden worden inge- „kort, waartoe de commissie in geen geval is te vinden, „omdat het loon niet te hoog, maar redelijk is. Kan geen „nieuwe machtiging tot eene heffing van eene rente van „12% worden verkregen, dan zal de Bank van leening moe- „(ten worden opgeheven, hetgeen naar het oordeel der com- „missie van beheer allertreurigst voor de noodlijdenden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1904 | | pagina 328