2 April 1904.
93
„binnen veertien dagen na van gede puteerde .staten ont
vangen kennisgeving, dat d'oor de provincie een bedrag van
250 000,— aan het Rijk is verschuldigd, zullende het nog
„n.ietbetaald gedeelte der bijdrage in ieder geval worden
„voldaan bij die gelieelie voltooiing van het werk, binnen
„veertien dagen na van: gedeputeerde staten ontvangen ken-
nisgeving, d.at door de provincie de laatste termijn tot
„completeerinig hareir bijdrage van ƒ2 500 000,— aan het
„rijk is verschuldigd.
,,b. tot afstand van de ,sub I b bedoeldte gemeentegronden
„op hiet tijdstip daarbij aangegeven.
„III. Voor rekening der gemeente te nemen de kosten .op
„de te sluiten overeenkomst vallendle, die der registratie en
overschrijving daaronder begrepen."
De voorzitter vraagt, of de raad er zich mede kan
vereenigen de bijdrage te verleenen onder dezelfde voor
waarden, waaronder die vroeger is toegestaan.
De hoer VAN DAM wijist erop, dat vroeger als voorwaarde
is gesteld, dat het kanaal ook zou worden dienstbaar ge
maakt voor wateraanvoer en wateirverversching van de -
singelgrachten. Aan die voorwaarde kon de minister niet
voldoen. W.el i,s door den minister, blijkens de gewisselde
stukken, de verzekering gegeven, da't voor in- en uitvoer
van wateir zal worden gezorgd, wanneer de belangen van
de scheepvaart daaraan niet in den weg staan. Hierover is
de hoofdingenieur van den provincialen waterstaat gehoord,
die verklaarde, dait -aan de bezwaren zooveel mogelijk was
tegemoet gekomen.
Verdier deelt .spreker mede, dat zeer waarschijnlijk door
de zorg van het waterschap van Mark en Dint el, in dse
Mark een stuw zal worden geplaatst. Daardoor zal het
water in de haven en in de singelgirachten op vaster peil
kunnen gehouden worden zonder benadeeling van de lan
derijen, aan het benedengedeelte van de Mairk gelegen, en
kan de waterloozing plaats hebben langs Oosterhout. Het
kanaal zal dus niet enkel van groot belang zijn voor Breda,
maar ook het benedenvak der Mark verdedigen.