13 mei 1905.
101
„blijven behooren, ofschoon de afstand naar de kom zeer aan
zienlijk is, en naar het schijnt, de weg daarheen door Breda
„leidt.
„In de tweede plaats, dat op enkele plaatsen de grens wordt
voorgesteld over een weg of dijk. Het is doelmatiger eene nieuwe
„grens steeds op zoodanigen afstand van een weg te leggen,
„dat eventueele aanbouw aan beide zijden van den weg onder
„toezicht van éénzelfde gemeentebestuur sta.
„Ik heb de eer uw college de bij uw schrijven overgelegde
„stukken en kaarten terug te zenden met bijvoeging van nadere
„adressen van eenige ingezetenen van Breda en van de gemeente
zaden van Prinsenhage en Teieringen, op die zaak betrekking
„hebbende.
„De minister van binnenlandsche zaken,
„KUYPER".
De voorzitter stelt voor deze stukken voor kennisgeving
aan te nemen en voorloopig in de beslissing te berusten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer TEYCHINÉ vraagt, of het, met het oog op de komst
van Hare Majesteit, niet wenschelijk is nu reeds over te gaan
tot de samenstelling eener commissie ter voorbereiding van
de feestelijke ontvangst.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de plannen van Hare
Majesteit nog niet in bijzonderheden bekend zijn. Spreker heeft
zich te dien einde gewend tot den particulieren secretaris van
Hare Majesteit, zoodat het wenschelijk is met het doen van
bepaalde voorstellen te wachten, totdat er details bekend zijn
geworden.
De heer VAN DAM zegt, dat ook de commissie voor de
oprichting van het monument heeft gemeend met hare plannen
te moeten wachten, totdat nadere gegevens zullen bekend zijn.
Spreker meent uit den brief van den particulieren secretaris
van Hare Majesteit, welke zooeven is voorgelezen, te
moeten afleiden, dat het bezoek geldt de gemeente Breda
en niet de koninklijke militaire academie. Spreker vraagt of die
meening de juiste is.
De voorzitter antwoordt hierop, dat ook hem van een