10 Juni 1905,
119
raadsbesluit van 4 Maart 1905 nader is vastgesteld; en
d. in dato 8 Juni 1905, G, no. 174, waarbij de aanslag van
C. M. G. M. van der Heijden eveneens is gehandhaafd.
De voorzitter stelt voor vorenstaande besluiten mede voor
kennisgeving aan te nemen en, voor zooveel noodig, ter uit
voering te verzenden naar burgemeester en wethouders.
Waartoe besloten wordt.
5. Suppletoir kohier van aanwezige beerputten in den open
baren gemeentegrond, opgemaakt krachtens art. 2 sub D van
de verordening op de heffing van een recht voor het gebruik
van den openbaren gemeentegrond, vastgesteld bij raadsbesluit
van 15 November 1902, goedgekeurd bij koninklijk besluit van
30 December 1902, no. 61.
Zonder bedenking wordt gemeld kohier vastge
steld op een bedrag van 0,50.
6. Schrijven van het burgerlijk armbestuur alhier, d.d. 24 Mei
1905, uo, 47, daarbij ter goedkeuring aanbiedende de rekening
en verantwoording van gemelde administratie over het dienst
jaar 1904, vergezeld van de daarbij behoorende bewijsstukken.
De voorzitter stelt voor deze rekening, ter fine van
onderzoek en rapport, te stellen in handen eener commissie
van drie leden.
Hiertoe besloten zijnde en nadat de raad zijn verlangen
had te kennen gegeven, dat de voorzitter die commissie
leden zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig benoemd
de heeren Van Mierlo, Slechtriem en Jacoby.
7. Adres van het bestuur der Zuid-Nederlandsche stoom-
tramwegmaatschappij te Breda, d.d. 27 Mei 1905, daarbij ver
zoekende de concessie voor de stoomtram tot 4 Augustus 1943
te verlengen.
De voorzitter stelt voor dit adres om prae-advies te stellen
in handen van burgemeester en wethouders.
Waartoe besloten wordt.
8. Schrijven van burgemeester en wethouders, d.d. 5 Juni
1905, daarbij, in verband met het raadsbesluit van 1 April j.l.