10 Juni 1905. 123 som van vijf en zeventig gulden en onder voorwaarde, dat de kósten van zegels, leges, registratie, over schrijving in de openbare registers en alle andere kosten op deze overeenkomst vallende, ten laste zijn van den kooper. 14. Rapport van de raadscommissie ad hoe en de gezond heidscommissie alhier, betrekkelijk de door gedeputeerde staten voorgestelde wijzigingen in het vastgestelde ontwerp der bouw verordening. De voorzitter dankt de beide commissiën en in 't bij zonder haren rapporteur voor de vele werkzaamheden en be moeiingen, welke zij zich bij de samenstelling van deze ver ordening getroost hebben. Spreker vraagt, of de raad zich met het rapport kan vereenigen. De heer SASSEN zegt, dat hij de voorgestelde wijzigingen met aandacht heeft nagegaan en dat hij zich met het meerendeel daarvan wel vereenigen kan. Echter heeft spreker bezwaar tegen het behoud van art. 14 der verordening, zooals dat door de beide commissiën is voorgesteld. Het voorschrift, om niet dieper te bouwen dan van het erf, zal in de praktijk tot heel veel moeiclijkheden aanleiding geven en daarom gevoelt spreker veel voor het advies van den bouwinspecteur. Het is bezwaar lijk om voor te schrijven, dat persé achter het terrein eene open ruimte moet worden gelaten. Iemand, die eene werkplaats wil bouwen, zal deze beslist aan het woonhuis moeten vast houwen, niet achter op het erf. Dit is een groot bezwaar. In den regel ziet men van ambtenaren, dat zij er op uit zijn, om de voorschriften te verscherpen en daarom constateert spreker met genoegen, dat dit met den bouwinspecteur hier niet het geval is. Spreker wenscht dan ook het artikel over te nemen, zooals het door den inspecteur is voorgesteld, met dit ver schil, dat in plaats van woning worde gelezen het geheele terrein. De heer ROMBOUTS deelt het bezwaar van den heer Sassen niet. Spreker gelooft, dat de heer Sassen en ook de inspec teur te veel over het hoofd zien, dat het artikel enkel op het oog heeft het bebouwen van erven, waarop tot dusver nog geene woningen staan, alzoo in de nieuwe stadsgedeelten. Ten aanzien van het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van bestaande gebouwen, geldt art. 61 en daarbij is terecht bepaald, dat er vrijstellingen kunnen verleend worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 123