10 Juni 1905. 133 Het monument moet niet enkei van nabij beschouwd wor den, maar ook uit de verte. Ais men dan uit de Willemstraat nadert, valt het iedereen reeds aanstonds op, dat de boomen in den weg staan. De heer VERSCHRAAGE zegt, dat hij de plaats in oogen- schouw heeft genomen en daarbij tot de conclusie is gekomen, dat de boomen wel degelijk moeten worden weggeruimd. Ze staan bepaald in den weg en ontsieren de omgeving. De heer STAAL schaart zich aan de zijde van den heer Rombouts. Als de schutting verwijderd is, zal de vlakte veel ruimer zijn, zoodat spreker er geen bezwaar in ziet, om de boomen voorloopig te behouden, en ze weg te ruimen, als later de noodzakelijkheid blijkt. De heer TEYCHINÉ zegt, dat hij aanvankelijk ook eenig bezwaar had tegen het rooien der boomen, wijl zij, door hun lommer, voor vele wandelaars een gezochte plaats waren om wat uit te rusten. Door de verlegging van het voetpad en in verband met de symetrie is spreker echter thans van oordeel, dat de boomen dienen gerooid te worden. De heer BLOEMARTS gevoelt wel iets voor hetgeen door den heer Staal in het midden is gebracht, om namelijk de boomen te rooien, als later de noodzakelijkheid blijkt. Thans acht spreker de beslissing wel wat voorbarig. Als op den dag der onthulling blijkt, dat het monument niet voldoende uitkomt, dan kan daarna nog tot de rooiing worden overgegaan. Spreker zou het daarom verstandiger vinden om de boomen, althans voorloopig, nog te behouden. De heer ROMBOUTS wijst erop, dat, wanneer in de Willem straat de weg liep over het verhoogde voetpad, er misschien voor de meening van den heer Van Keppel nog iets zou zijn aan te voeren. Als men de boomen wegneemt, dan zal men het groote gemis voelen. De heer SASSEN heeft het voorrecht de zaak met denzelf den deskundigen blik te kunnen beschouwen als de heer Van Keppel, doch moet ook erkennen, dat de boomen, volgens zijne overtuiging, thans in den weg staan. Als een bewijs, dat ze er niet thuis behooren, kan dienen, dat het terrein rond de boomen thans reeds bestraat is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 133