14
21 Januari 1905.
kan het Valkenberg iets anders worden, dan wat het oorspron
kelijk was: een oerwoud. Dat er hierdoor eenige boomen zul
len moeten gerooid worden, laat zich begrijpen, doch dit zal
aan het karakter van het Valkenberg, als bosch, niets te kort
doen. Bovendien kunnen onder de bestaande boomen eenige
jonge boomen worden aangeplant en de open plaatsen even
eens worden aangevuld. Spreker kan dus met het voorstel wel
medegaan. Eerst dan, als later blijkt, dat de heer Waals zou
willen maken vergezichten of iets dergelijks, zou spreker zich
daartegen verzetten.
De heer HE1JLAERTS meent, d it nog over het hoofd wordt
gezien, dat, waar thans de boomen kwijnen, wijl ze te dicht
op elkander staan, bij rooiing, de overblijvende zich beter zui
len ontwikkelen. Men zal dus werkelijk het gemis niet gewaar
worden.
De heer TEYCHINÉ wijst erop, dat enkele jaren geleden
eene commissie van deskundigen was benoemd om te onder
zoeken, welke boomen gerooid dienden te worden. Die com
missie heeft toen een lijst ingediend en spreker herinnert zich
niet, dat het aantal te rooien boomen zoo groot was, als thans
wordt opgegeven. Er werd toen gezegd, dat geene andere
boomen dienden gerooid te worden, want alle waren nauw
keurig onderzocht. Daarom heeft spreker met groote bevreem
ding van het thans ingediende voorstel kennis genomen.
Spreker gaat mede met hen, die de vrees koesteren, dat de
heer Waals van het Valkenberg zal willen maken een park en
het karakter van bosch eraan zal ontnemen. Hoezeer ook waar-
deerende de bekwaamheid van den heer Waals, kan spreker
met dit idéé niet medegaan en zou het ten zeerste betreuren,
wanneer dit denkbeeld mocht verwezenlijkt worden. Spreker
vindt het linkergedeelte van het Valkenberg veel bekoorlijker
dan het rechtergedeelte, hetwelk vroeger de capucijnerhof uit
maakte. Daarom wenscht spreker in overweging te geven
het voorstel aan te houden en de boomen opnieuw door eene
commissie te doen onderzoeken, ofwel het rapport der vorige
commissie over te leggen.
De heer 1NGENHOUSZ is van oordeel, dat de raad door
de aanneming van dit voorstel een verkeerden weg zou opgaan.
De vroegere commissie bestond uit boomenkenners, die van
parkaanleg geen verstand hebben. Het rapport van den heer