22 Juli 1905. 153 naam onzer school, moeten dan de leerlingen erdoor lijden, omdat de gemeente tot dusver zoo stiefmoederlijk werd be deeld door eene regeering, die niets gevoelde voor het middel baar onderwijs? En wat beteekent nu die bewering betreffende het overschrij den van het 21-tal leerlingen? Indien dat overschrijden slechts bestond uit eenigen, soit. Mnar in plaats van 21 zullen er dit jaar 31 of 32 zijn. Is dit nu een getal om uit te stellen en te wachten Mag het belang der leerlingen, die de 5de klasse zullen volgen, aan dergelijke povere argumenten worden opge offerd vraagt spreker. De belangen onzer jongens en meisjes mogen zoo maarniet over het hoofd worden gezien. Op 18 Juni 1904 is besloten tot de splitsing der 4de klasse en daarvan is de splitsing der 5de klasse het noodzakelijk gevolg. Spreker zou het eene oneerlijke daad durven noemen om, na hetgeen toen is toegezegd, zoo niet door woorden dan door de daad, thans die toezegging niet gestand te doen. De ouders, die erop rekenden, worden in hunne verwachting bedrogen ter wille van een onbezonnen bezuinigingspolitiek. Voor onze jongens zou geen f 2000,- hoogere uitgaaf meer beschikbaar zijn, terwijl voor een feest van enkele uren op ettelijke duizenden minder of meer niet gekeken wordt! Laat ons toch voorkomen, zegt spreker, dat een vreemdeling zou uitroepen echt Bredasch 1 Spreker eindigt met te wijzen op hetgeen de heer Ten Brug- gencate, inspecteur van het middelbaar onderwijs, in zoo wel sprekende taal weergaf in zijne missive d.d. 1 Juni 1905 aan den directeur der hoogere burgerschool„De gemeente zal „zich hiervoor weder nieuwe kosten moeten getroosten, maar „zij vinde voor hare groote offervaardigheid voldoening in het „feit, dat hare school hoogelijk wordt op prijs gesteld door „allen, die haar meer van nabij kennen om de uitstekende „leiding, die zij aan hare leerlingen verschaft. Het zij haar eene „eer voor de inrichting dien goeden naam te behouden, wat „slechts mogelijk is, zoo de inrichting in de klassen geene „overlading met leerlingen kent." De heer ROMBOUTS begint met erop te wijzen, dat de ge meente niet verplicht is eene hoogere burgerschool op te richten en in stand te houden. Dat is eene geheel vrije daad. Boven dien is er geen enkel wetsartikel, hetwelk eene grens aanwijst,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 153