154 22 Juli 1905. wanneer er eene nieuwe klasse moet gevormd worden. Daar voor kan een geheel willekeurig cijfer genomen worden, en nu ligt het in den aard van de zaak, dat hij, die de daaraan verbonden meerdere kosten moet betalen, ook hierover oordeelen moet. Spreker acht het niet onjuist van de commissie, dat zij tracht het onderwijs zoo goed mogelijk te doen zijn, daar zij niet te vragen heeft, waar de gelden vandaan moeten komen. Maar het standpunt, dat de gemeente inneemt, is een geheel ander. Deze moet ook rekening houden met de financiën, vooral, waar de regeering zegt, dat erop meerdere subsidie niet te rekenen valt. De splitsing komt ten goede aan 15 buitenleerlingen. Waar om, vraagt spreker, moet de gemeente ten gerieve van die buitenleerlingen, nu maar onmiddellijk tot splitsing overgaan Dit kan evengoed een volgend jaar geschieden, waar gebleken is, dat het aantal leerlingen zeer wisselvallig is. In 1903 was het getal leerlingen der vijfde klasse, voor alle lessen 21, thans 16. In 1903 telde de 2de klasse 56 leerlingen, thans 43. De hoogere burgerschool bestaat ongeveer 40 jaar, en dit is het eerste jaar, dat de vijfde klasse dier school meer dan 21 leerlingen telt voor alle lessen. Spreker vraagt, hoe het dan wel zal gaan in de lagere klassen, zoodra het cijfer van 21 overschreden wordt Zal men dan tot eene driedubbele split sing overgaan? Spreker betoogt, dat er ook geen periculum in mora is. De splitsing kan heel goed nog een jaar worden uitgesteld. Eu wanneer de buitenleerlingen niet met het onderwijs tevreden zijn, dan kunnen ze naar Tilburg gaan, waar ook het school geld nog lager is. Daarbij komt nog, dat de splitsing voor een drietal leeraren financieel nadeelig is. Deze lijden een verlies in hunne wedden van ongeveer f 900,—. Spreker zou eerst bij de nieuwe regeering willen trachten eene andere subsidieregeling te verkrijgen in den geest, zooals bij het hooger onderwijs geschiedt, waar het Rijk 50'!> der kosten terugbetaalt. Dat de tegenwoordige subsidieregeling geheel willekeurig is, bewijst o.a. het feit, dat Maastricht, ook zonder parallel klassen, reeds vele jaren f 10000,- subsidie genoot, terwijl Breda, met 4 parallelklassen, dus 9 klassen, ook maar f 10000,- ont vangt. Aanleiding om op eene betere subsidie-regeling te kun nen aandringen, meent spreker te mogen vinden in art. 168 der wet op het hooger onderwijs.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 154