156
22 Juli 1905.
f 2000,— eene goede daad zal worden verricht, zal hij dus
stemmen voor de splitsing der 5de klasse.
De heer JACOBY zegt, dat hij met aandacht het betoog der
heeren Rombouts en IngenHousz heeft gevolgd. Spreker is
het eens met den heer IngenHousz, dat het voor den naam
van Breda van belang is, dat getracht wordt het onderwijs
zoo goed mogelijk te doen zijn. Doch de heer Rombouts heeft
erop gewezen, dat de gemeente zich die meerdere uitgaaf
moet getroosten voor de buitenleerlingen, en nu kan spreker
de noodzakelijkheid niet inzien, dat de Bredasche belasting
schuldigen zich die opoffering moeten getroosten enkel ten
bate der vreemdelingen.
Spreker zal derhalve stemmen voor de splitsing, zich echter
voorbehoudende om tegelijkertijd een voorstel te doen tot ver
hooging van het schoolgeld voor de buitenleerlingcn, hetgeen
niet meer dan rationeel is.
De heer INGENHOUSZ wijst erop, dat bij verhooging van
schoolgeld voor de buitenleerlingen de gemeente gevaar loopt
de subsidie te verliezen. Ofschoon de opmerking van den
heer Jacoby niet van allen grond ontbloot is, is het toch ook
niet weg te cijferen, dat die grensbewoners vertier in Breda
brengen en alzoo de inwoners daarvan indirect voordeel ge
nieten. Spreker gelooft dan ook niet, dat het verstandig zou
zijn, wanneer overeenkomstig het idéé van den heer Jacoby
gehandeld werd.
De heer SASSEN acht het niet noodig, na het helder betoog
van de heeren Verschraage en IngenHousz, daaraan nog
veel toe te voegen. Alleen heeft spreker zich verbaasd over
de zwakheid der argumenten van de meerderheid van burge
meester en wethouders, waar zij geen ander motief heeft
kunnen vinden dan uitstel. Het vorig jaar is besloten tot split
sing van de 4de klasse en toen reeds is daarbij de opmerking
gemaakt, dat dit van zelf leiden moest tot splitsing van de
5de klasse.
Door thans dit voorstel niet aan te nemen, zou men een
voudig de hoogere burgerschool afbreken. En daartoe wenscht
spreker niet mede te werken.
Spreker noemt het een doodend werk, om de leeraren te