21 Januari 1905. 15 Waals gaat verder en houdt ook rekening met den aanleg van het park. De heer HEIJLAERTS ziet in het voorstel het gevaar, dat de rooiing dan weer een jaar zal moeten worden uitgesteld. De heer LIJDSMAN meent, dat eene betere oplossing te vinden ware, wanneer thans alleen besloten werd tot rooiing van de slechte boomen. Later zou dan eene beslissing geno men kunnen worden ten opzichte van de overtollige boomen. De heer VAN M1ERLO wijst erop, dat aan de commissie enkel zou kunnen worden opgedragen om de ziekelijke boo men op te sporen. Volgens het rapport van den heer Waals zouden er dan slechts een 14 tal gezonde boomen overblijven. De rooiing van deze boomen is echter noodzakelijk, om daar door aan de andere boomen eene betere groeikracht te bezorgen. Spreker is ervan overtuigd, dat de overblijvende dan beter tot hun recht zullen komen. De heer SASSEN gevoelt veel voor het idéé van den heer Lijdsman om eerst de zieke boomen op te ruimen en later eene beslissing te nemen ten aanzien van de zoogenaamde overtollige boomen. De heer REIGERSMAN is er voor om de zaak aan te houden tot het volgend jaar. Men kan dan inmiddels de zaak grondig onderzoeken. De voorzitter brengt thans allereerst in stemming het voorstel van burgemeester en wethouders, om over te gaan tot de rooiing der boomen, welke in het rapport zijn vermeld, welk voorstel met 12 tegen 6 stemmen wordt aangenomen. Vóór stemden de heeren Bloemarts, Slechtriem, Van Keppel, Van Mierlo, Scheltus, Verschraage, IngenHousz, Heijlaerts, Van Dam, Jacoby, Vissers en de voorzitter. Tegen waren de heeren Staal, Sassen, Lijdsman, Reigers man, Teychiné en Smits. 12. Nota van aanmerkingen, bij de gedeputeerde staten dezer provincie gevallen op de rekening dezer gemeente over het dienstjaar 1903, met ontwerp-antwoord van burgemeester en wethouders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 15