168 12 Augustus 1905. van den raad, dat deze commissieleden door den voorzitter zullen worden aangewezen, door hem als zoodanig worden benoemd de heeren Van Dam, Staal en Smits. Deze commissie, zich tot dat einde verwijderd hebbende, wordt de vergadering voor eenige oogenblikken geschorst. Het onderzoek afgeloopen zijnde en na heropening der ver gadering, rapporteert de commissie, bij monde van den heer Van Dam, dat de overgelegde stukken in de vereischte orde zijn bevonden en mitsdien tot toelating van de voorgenoemde heeren wordt geconcludeerd. De voorzitter vraagt, of iemand der leden hierover het woord verlangt. Dit niet het geval zijnde, stelt de voorzitter voor, over eenkomstig de conclusie van gemeld rapport, de heeren B. C. van Dongen, jhr. nir. A. Reigersman, A. J. A. Verschraage, J. J. L. Teychiné, E. H. A. Guljé, J. A. J. W. van Hal en mr. W. IngenHousz voornoemd toe te laten als leden van den gemeenteraad. Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereen komstig besloten, zullende van dit besluit aan de ge deputeerde staten dezer provincie en de toegelatenen worden kennis gegeven en laatstgenoemden tegen den eersten Dinsdag van September worden opgeroepen, om te worden beëedigd en zitting te nemen. Niet tot dit besluit is medegewerkt door eenig lid, voor zoo ver het hem persoonlijk aanging. 7. Schrijven van den heer J. H. Rhoen, d.d. 27 Juli 1905, houdende mededeeling, dat hij, wegens zijne benoeming tot leeraar aan de Rijks hoogere burgerschool te Goes, de herbe noeming tot tijdelijk leeraar aan de hoogere burgerschool al hier niet kan aanvaarden. De voorzitter stelt voor dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. Waartoe besloten wordt. 8. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, daarbij machtiging verzoekende tot het doen eener oproeping voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 168