12 Augustus 1905.
173
De heer ROMBOUTS zegt, dat hij, na al hetgeen over deze
zaak in het midden is gebracht, niet overtuigd is, dat het ge
meentebelang erdoor gebaat zou zijn. Spreker heeft zich af
gevraagd, wat hij zou doen, als het zijn particulier eigendom
gold, en dan zou hij stellig het verzoek niet toestaan. Wat dus
een particulier zou nalaten, behoeft ook de gemeente niet te
doen. Wat betreft de opgenoemde gevallen, waarin door ande
ren van de poort gebruik gemaakt wordt, wijst spreker erop
dat dit servituten zijn, doch daarom gaat het nog niet aan,
om die bestaande servituten te verzwaren. Spreker zal dus
blijven bij het gevoelen van burgemeester en wethouders.
De heer VERSCHRAAQE betoogt, dat het nog een open
vraag is, of hier van servituten sprake is. Een servituut is een
last, die drukt op een perceel tot gebruik en ten nutte van
een perceel, dat aan een ander toebehoort. Zoo zou in dit ge
val het servituut ook kunnen strekken ten bate van het ge
deelte van het perceel, dat door Jansens aan Van den Boo
gaard is verkocht, en dan zou Jansens in 't geheel geen ver
gunning noodig hebben. Spreker vereenigt zich derhalve met
het voorstel van den heer Van Dam.
De voorzitter zegt, dat hij niet zai trachten het voorstel
van burgemeester en wethouders nog nader te verdedigen. Al
leen wil spreker als zijn gevoelen doen kennen, welk gevoelen
ook unaniem door de andere leden van het college van bur
gemeester en wethouders werd gedeeld, dat het verleenen der
vergunning een groot ongerief zal veroorzaken. Alles wat voor
den winkel benoodigd is, zooals kisten met hoeden en petten,
zal steeds door de poort worden aangevoerd.
De heer VAN DAM wijst erop, dat de gemeente wel kan toe
staan, wat een particulier niet zou doen. De gemeente moet
zich opofferingen getroosten ten gerieve van hare inwoners.
Als later werkelijk hinder blijke te bestaan, kan de vergunning
nog altijd worden ingetrokken.
De voorzitter verklaart aisnu het voorstel van burge
meester en wethouders in stemming te zullen brengen. Wordt
dit verworpen, dan kan geacht worden, dat het voorstel van
den heer Van Dam is aangenomen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders aisnu in stem
ming gebracht zijnde, wordt verworpen met 14 tegen 3 stemmen.