ONTWERP.
30 September 1905.
Tegenwoordig de heeren H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, B.
C. VAN DONGEN, J. A. J. W. VAN HAL, jlir. mr. A. REIGERS
MAN, I. J. L. TEYCHINÉ, A. J. A. VERSCHRAAGE, mr. W.
INGENHOUSZ, mr. M. P. M. VAN DAM, W. G. H. ROMBOUTS,
A. P. SCHELTUS, F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS, Ph. L.
JACOBY, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, W. J. VISSERS,
L. A. M. VAN MIERLO, W. I. SLECHTRIEM, L. J. STAAL,
J. R. baron VAN KEPPEL en E. H. A. GULJÉ, burgemeester,
voorzitter.
De voorzitter opent de vergadering' en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergadering van 5 Septem
ber 1905 nog niet in druk verschenen zijn en stelt mitsdien
voor, de vaststelling daarvan tot eene volgende vergadering
aan te houden.
Waartoe besloten wordt.
De heer HEIJLAERTS, alsnu het woord gevraagd en ver
kregen hebbende, wijst erop, dat de burgemeester op 13 Sep
tember j.l. den dag herdacht, wairop hij vóór 12'a jaar tot
burgemeester dezer gemeente werd benoemd. Als oudste raads
lid en mede als tolk dezer vergadering, wenscht spreker den
burgemeester geluk met dit feest en wenscht hem tevens
hartelijk dank te zeggen voor alles, wat hij in dien tijd
in het belang der gemeente heeft verricht. Spreker hoopt dan
ook, dat het den heer Guljé moge gegeven zijn, nog vele jaren
met denzelfden ijver en dezelfde opgewektheid als voorzitter
dezer vergadering en als burgemeester, tot heil van Breda'
werkzaam te zijn.
De vergadering betuigt hare instemming met het door den
heer Heijlaerts gesprokene.