25 November 1605. 245 12. Adres van J. A. Verdenius, leeraar in de Hoogduitsche taal aan de lioogere burgerschool alhier, verzoekende hem als mede-onderteekenaar te beschouwen van het adres, dat in zake pensioenregeling door directeur en leeraren dier inrichting aan den raad is ingezonden. De voorzitter stelt voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Waartoe besloten wordt. 13. Schrijven van de commissie van beheer van het stads- teekeninstituut alhier, d.d. 14 November 1905, daarbij, in ver band met de vacature van leeraar aan die inrichting, ontstaan door het aan den heer J. A. van Dongen verleend eervol ont slag, in overweging gevende geene oproeping van sollicitanten te doen, omdat door opschuiving van het leeraarspersoneel deze vacature kan worden aangevuld. Aangezien door deze opschuiving ieder der leeraren in eene hoogere klasse moet onderwijs geven, en dientengevolge ook het honorarium van eenigen hunner dient te worden verhoogd, stelt de commissie tevens voor de salarissen der verschillende leeraren te regelen volgens eene bijgevoegde begrooting, en bovendien den heer j. Koolen, thans assistent-onderwijzer, te benoemen tot leeraar in het bouwteekenen op eene jaarwedde van f 150,—. De voorzitter vraagt, of de raad zich met deze voor stellen kan vereenigen. De heer L1JDSMAN vraagt, of het in de bedoeling ligt de vacature-VAN Dongen onvervuld te laten. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend, erbij voe gende, dat hierin door opschuiving van het tegenwoordige personeel is voorzien. De heer VAN KEPPEL, dit punt nader toelichtende, wijst erop, dat in het gemis van dien leeraar is voorzien door de aanstelling van assistent-leeraren. Zonder verdere bedenking worden alsnu de onderwerpelijke voorstellen goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1905 | | pagina 245