25 November 1905.
249
gebleken, dat de wedde van den ambtenaar, die met de uit
voering der woningwet belast is, te gering is in verhouding
tot zijne werkzaamheden.
4»
De heer JACOBY wijst erop, dat, wanneer de bezoldiging te
gering is, hij voorzeker met een voorstel tot verhooging zal mede
gaan. Doch de wijze waarop thans de verhooging is voorge
steld, acht spreker voor de andere ambtenaren, die in het
zelfde dienstvak zijn, onbillijk. Deze hebben indertijd niet
mede gesolliciteerd naar de nieuwe betrekking, omdat de wedde
gelijk was. Hadden zij geweten, dat die betrekking eene
hoogere bezoldiging zou opleveren, t'an zouden zij ongetwijfeld
ook gesolliciteerd hebben. Thans is de kans daarop voor hen
uitgesloten. Wil men eene aparte betrekking in het leven
roepen, dan diende men eerst een vergelijkend examen te
houden onder de tegenwoordige ambtenaren. Spreker acht het
niet billijk, dat men de beide oudere ambtenaren voorbijgaat.
De heer VAN MIERLO vraagt, of het in de bedoeling ligt
dezen ambtenaar een zelfstandigen werkkring te geven en hem
alzoo af te scheiden van de andere ambtenaren bij de ge
meentewerken.
De voorzitter antwoordt hierop bevestigend.
Dat verandert de zaak, meent de heer VAN MIERLO.
De heer JACOBY ziet hierin geen verschil. Hadden de beide
andere opzichters kunnen vermoeden, dat er zoo spoedig
verandering zou gebracht worden in de betrekking met ver
hooging van salaris, dan zouden zij ongetwijfeld mede gesolli
citeerd hebben.
De heer SASSEN vraagt, of de opzichter, met de uitvoering der
woningwet belast, niet slechts tijdelijk aangesteld is. Dit daargela
ten, zou spreker echter met de voorgestelde traktementsregeling
wel kuunen medegaan, doch niet met dat gedeelte van het
voorstel, waarin aan burgemeester en wethouders de bevoegd
heid wordt gelaten reeds bij eerste aanstelling het maximum
der wedde toe te kennen. Daardoor zal de titularis uitgesloten
zijn van de periodieke verhoogingen naar diensttijd, waartoe
hij langs een achterdeurtje toch kan geraken door een beroep
te doen op den gemeenteraad. Langzamerhand zullen dan de